Sluiten

Mandarijneend

De kleine mandarijneend is van nature rustig maar schuw en kan met een of meerdere paren worden gehouden, ook samen met andere soorten. Vooral het kleurrijke mannetje is een opvallende verschijning in de vijver. Mandarijneenden nestelen in holle bomen, geef hen dus een hoog gelegen nesthok. Het zijn vrij sterke vogels en daardoor ook geschikt voor beginnende eendenhouders met voldoende ruimte.

Kies het juiste dier voor uw situatie: lees vóór het kopen eerst of de mandarijneend het huisdier is dat u zoekt.

De mandarijneend (Aix galericulata) behoort tot de familie der eenden (Anatidae) in de orde der eendvogels (Anseriformes). Oorspronkelijk leven mandarijneenden in het oosten van Siberië en Oost-Azië (China, Japan en Korea). In China en Korea is de mandarijneend een bedreigde diersoort. In China geldt daarom een exportverbod. Inmiddels leven ook in West-Europa verschillende populaties uitgezette en ontsnapte dieren, dit laatste komt ook in Nederland voor.

Mandarijneenden worden niet groot: de gemiddelde lengte ligt tussen de 42 en 51 centimeter.

Het broedkleed van de woerd (het mannetje) is veelkleurig. Over de oranje kop loopt een groenbruine band tot in de nek en een brede witte wenkbrauwstreep. Aan de keel vormen oranjerode veertjes de zogenaamde baard. De borst is groenbruin tot paarsbruin, de flanken lichtbruin met een groenige waas, de buik wit en de spits toelopende staart olijfbruin. Op de schouder bevinden zich twee witte verticaal verlopende strepen. Opvallend zijn de oranjeroodbruine vanen of waaiers, die als een soort zeilen rechtop op de rug staan. De snavel van de woerd is rood. De punt van de bovensnavel (de nagel) is witroze. De ogen zijn donkerbruin en de poten zijn oranjegeel.

Tijdens de ruiperiode in de zomer verliest het mannetje zijn vanen en opvallend gekleurde veren. Dit wordt eclipskleed genoemd en lijkt op het verenkleed van het vrouwtje. Ook worden zijn poten minder geel en de snavel minder vuurrood van kleur. Vanaf september of oktober keren de intense kleuren geleidelijk weer terug.

Het vrouwtje heeft een grijze kop en een witte ring rond de ogen, die naar achteren uitloopt in een dun lijntje. De vleugels en de rug zijn bruin tot groen gekleurd, de borst en flanken crèmekleurig gevlekt. Op de vleugel van het vrouwtje bevindt zich een blauwgroen veld. De buik is wit. De snavel is grijs tot grijsachtig rood met een lichtgrijze nagel. De poten zijn olijfbruin of –geel van kleur.

De levensverwachting van mandarijneenden ligt tussen de tien en vijftien jaar.