Westelijke haakneusslang
De westelijke haakneusslang wordt steeds vaker als huisdier gehouden. Vanwege de bijzondere neus zijn deze slangen grappig om te zien en hun gedrag is aantrekkelijk en opvallend. Het zijn erg actieve dieren, die bij voorkeur flink graven en rondkruipen. Ze hebben dan ook een ruim terrarium nodig. Haakneuzen zijn niet erg lastig te verzorgen. Houd er wel rekening mee dat ze kleine giftanden achterin de bek hebben, alhoewel een haakneusslang niet snel zal bijten als u op een goede manier met hem omgaat.
Kies het juiste dier voor uw situatie: lees vóór het kopen eerst of de westelijke haakneusslang het huisdier is dat u zoekt.
Algemeen
De westelijke haakneusslang (Heterodon nasicus) is een dagactieve slang. Ze zijn dus vooral actief van de vroege ochtend tot aan het begin van de avond, maar ook ’s nachts kunnen deze slangen nog flink aan het graven en kruipen zijn.
De westelijke haakneusslang heeft een opvallende neusschub, waar hij de naam haakneus aan dankt, en grote ogen. De bouw van deze slang is stevig en gedrongen.
Mannetjes worden gemiddeld 50 tot 60 centimeter lang. Ze zijn minder zwaar gebouwd dan de vrouwtjes en hebben een langere en dikkere staart. Vrouwtjes worden gemiddeld 70-80 centimeter, met een maximale lengte van ongeveer 90 centimeter.
De leeftijd die een haakneus in gevangenschap kan bereiken is ongeveer 15 tot 20 jaar. Dit is onder andere afhankelijk van de verzorging van het dier.
Verschillende varianten
Er zijn tegenwoordig verschillende mooie kleurvarianten (morphs) van de westelijke haakneusslang, waaronder de albino variant.
Van nature
Westelijke haakneusslangen leven solitair (alleen), behalve tijdens het paarseizoen.
De westelijke haakneusslang komt voor van het zuiden van Canada tot in het westen van de Verenigde Staten en het noorden van Mexico. Deze slangen leven hier in de wat drogere tot heel licht vochtige gebieden en ze komen voor vanaf zeeniveau tot ongeveer 2500 meter hoogte.
De westelijke haakneusslang leeft zowel op zandvlakten als in droge gras- of bosrijke gebieden, als er maar een losse bodem is waar hij goed in kan graven. Voor dit graven gebruikt hij zijn opmerkelijke opstaande neusschub.
Westelijke haakneusslangen zijn erg actieve dieren die graag en zeer goed kunnen graven en daardoor ook veel tijd ondergronds doorbrengen. In de natuur eten ze kikkers en padden (wilde westelijke haakneusslangen zijn over het algemeen bestand tegen de gifstoffen van deze prooidieren), kleine hagedissen, eieren, kleine zoogdieren en soms soortgenoten (kannibalisme). Jonge haakneuzen eten ook spinnen en geleedpotigen.
Ze hebben veel verschillende aanvals- en verdedigingstechnieken. Als ze zich bedreigd voelen, maken ze een luid sissend geluid. Vaak gaat dit gepaard met het plat maken van de nek (een cobra-achtige imitatie). Vervolgens kunnen ze meerdere keren met gesloten bek uithalen naar hun tegenstander. Als dit de vijand niet afschrikt, kunnen ze ook voor dood spelen. Dit doen ze door met open bek op hun rug te gaan liggen en een rottende geur af te scheiden. In gevangenschap wordt dit door volwassen dieren eigenlijk nooit gedaan. Jonge dieren daarentegen willen nog wel eens voor dood spelen als u ze wilt hanteren of verplaatsen.
Huisvesting
Bij het opzetten, inrichten en onderhouden van een terrarium komt heel wat kijken. In het Praktische document over ‘Het terrarium’ leest u hoe u dat aan kunt pakken en worden de gebruikte termen verder uitgelegd.
Omdat haakneuzen vaak wat schrikachtig zijn, is het verstandig om het terrarium op een niet al te drukke plaats te zetten. Zorg voor een terrarium waar de slang niet uit kan ontsnappen.
Haakneusslangen kunnen kannibalistisch zijn, dus het beste is om ze alleen te houden. Toch worden ze met enige regelmaat in paartjes gehouden.
Het helemaal uit kunnen strekken van hun lichaam behoort tot de natuurlijke behoeften van een slang. Wetenschappelijke onderzoeken laten zien dat het houden van slangen in te kleine verblijven schadelijk is voor het dierenwelzijn. Verblijven die te klein zijn om zich in uit te strekken worden in verband gebracht met meer stress, gedragsproblemen en een groter risico op ziekte. Haakneusslangen worden maximaal ‘slechts’ 90 centimeter lang, maar het zijn erg actieve dieren die houden van rondkruipen en graven. Zorg daarom voor een ruim bodemoppervlak van het terrarium: minimaal 100 centimeter lang en 50 à 60 centimeter breed, maar groter wordt zeker gewaardeerd.
Westelijke haakneusslangen zijn geen fanatieke klimmers. Een paar brede en niet te steile klimgelegenheden zijn ruim voldoende. Het terrarium hoeft dan ook niet zo hoog te zijn, ongeveer 50 centimeter volstaat.
Als bodemmateriaal kunnen bark, beukensnippers, aspenschaafsel of papiersnippers gebruikt worden. Hier kan de haakneus goed in graven, iets wat hij graag doet. Zorg daarom voor een dikke en droge laag bodembedekking van minimaal 5 centimeter diepte. Gebruik geen cederhout, want dit is giftig voor slangen. De meningen zijn erover verdeeld of zand een geschikte bodembedekking is. In het wild leven deze slangen ook in zanderige gebieden, waardoor zand in het terrarium een prima keuze lijkt. Bij het voeren van prooidieren in een terrarium met zand, bestaat er echter een kans dat de slang te veel zand binnenkrijgt, waardoor verstopping van de darmen op kan treden.
In het terrarium moet een aantal schuilplaatsen aanwezig zijn, zowel in het warme als in het koelere gedeelte van het terrarium. U kunt hiervoor bijvoorbeeld holle boomstronken gebruiken. Ook (goed vastgezette!) kunstplanten zorgen voor beschutting.
Een grote steen in het terrarium kan dienen als opwarmplek. Zorg er wel voor dat als er grotere of zwaardere dingen in het terrarium staan, deze op de bodem van het terrarium staan en niet op het bodemmateriaal. Dit is belangrijk, omdat haakneuzen overal onderdoor graven. Op die manier zou het dier vast kunnen komen te zitten onder een steen of een stuk hout.
De temperatuur in het terrarium moet tussen de 22 en 28 graden Celsius zijn. Op de koelste plaats in het terrarium mag het ongeveer 21 graden zijn. Onder de warmtespot mag de temperatuur oplopen tot ongeveer 35 tot 40 graden Celsius, om de koudbloedige dieren de kans te geven zich tot hun ideale lichaamstemperatuur op te warmen. 's Nachts is een temperatuur tussen de 16 en 22 graden aan te raden.
Het aantal lichturen in de zomermaanden mag zo´n 14 (tot 16) uur per dag zijn. In de herfst en lente maanden kan het aantal lichturen iets omlaag, tot ongeveer (8 tot) 10 uur per dag. De temperaturen mogen in deze perioden aan elkaar gelijk zijn. In de herfst gaan veel haakneusslangen in winterrust en zijn er andere temperaturen en lichturen nodig.
Zorg voor een luchtvochtigheid in het terrarium van 50-70%. Sproei eenmaal in de 2 dagen het terrarium licht, een beetje bevochtigen is voldoende. Wanneer het dier aan het vervellen is, mag er dagelijks gesproeid worden. Let erop dat het terrarium niet te lang vochtig blijft, dit is te zien aan condensvorming op de ruiten. Haakneuzen zijn hier zeer gevoelig voor en kunnen hier serieuze luchtweginfecties door oplopen. Zorg daarom na het sproeien voor voldoende verluchting zodat het vocht niet te lang in het terrarium blijft hangen.
Het is verstandig om een bakje (of holle stronk) met vochtig veenmos in het terrarium te plaatsen, waar de slang helemaal in past. De haakneusslang kan zo zelf een vochtige plaats opzoeken wanneer hij daar behoefte aan heeft.
Zorg voor een stevige waterbak in het terrarium waar de slang uit kan drinken en ververs het water dagelijks. De bak moet niet zomaar omgegooid kunnen worden als de slang eronderdoor wil graven. Daarnaast wil de slang graag helemaal onder water kunnen liggen, vooral als hij bezig is met vervellen.
Aparte huisvesting voor jonge haakneusslangen
Huisvest jonge haakneusjes bij voorkeur apart in kleine terraria of plastic bakjes. U kunt zo precies in de gaten houden welke haakneus er heeft gegeten en welke niet. Bovendien voorkomt u kannibalisme door de dieren gescheiden te houden.
De temperatuur voor jonge haakneuzen moet overdag ongeveer 28 graden Celsius zijn en ‘s nachts ongeveer 20 tot 24 graden Celsius. Zorg dat de jonge dieren een vochtige plek hebben in de bak, bijvoorbeeld een bakje met vochtig Sphagnum (veenmos). Ze kunnen dan de vochtigheid opzoeken wanneer ze dat willen. U kunt er ook voor kiezen wat vaker te sproeien dan bij de oudere dieren, maar let dan wel op dat het niet te vochtig wordt in de bak. Een vochtigheid van 50 tot 70 % is voldoende.
Zorg verder voor een of meerdere schuilplaatsen in het terrarium. Ook een waterbakje mag uiteraard niet ontbreken. Als bodembedekking voor de jonge dieren kunt u kiezen voor bijvoorbeeld kranten of houtsnippers, omdat dit makkelijk schoon te houden is.
Winterrust
Het is niet ongewoon als westelijke haakneusslangen rond de periode oktober tot december opmerkelijk minder tot helemaal niets meer eten. Dit is een teken om deze dieren in winterrust te laten gaan. Bouw de temperatuur geleidelijk af. Zorg ervoor dat de slang zeker 2 weken voordat hij in rust gaat niet meer gegeten heeft. Als er namelijk veel ontlasting in de darmen blijft zitten tijdens de winterrust, kan dit voor problemen zorgen.
Geef de slang een winterrust van ongeveer 6 tot 12 weken bij een temperatuur tussen de 6 en 13 graden Celsius: bouw de temperatuur in enkele weken langzaam af. Boven de 14 graden Celsius wordt de haakneusslang actief, dus zorg dat de temperatuur hier zeker onder blijft. De luchtvochtigheid kan tijdens het afbouwen van de temperatuur wat hoger zijn (tot 75%), maar komt in de rustperiode rond de 40-50% te liggen. Stoor de haakneusslang zo min mogelijk in de rustperiode en geef hem een donkere, rustige plek om zijn winterrust te voltooien.
De winterrust kan gedaan worden in het terrarium. Vaak is het echter lastig om het terrarium koel genoeg te krijgen, zeker als het terrarium op de slaapkamer of in de woonkamer staat waar de temperatuur vaak een stuk hoger is. Een andere optie is om het dier in een plastic of kunststof bak (opbergbox) te plaatsen. Die bak kunt u vervolgens bijvoorbeeld in een schuur, kelder of koelkast zetten waar deze lagere temperaturen wel gehaald worden.
Zorg in de winterrust voor minimaal 5 centimeter bodembedekking zodat de slang zich in kan graven. Zorg ook voor een waterbak, zodat hij af en toe wat kan drinken. Verschoon de waterbak regelmatig.
Na de rustperiode mogen de lichtduur en de temperatuur geleidelijk weer worden opgeschroefd naar de normale waarden. Pas dan kan ook weer begonnen worden met het voeren van de haakneusslang.
Het eerste levensjaar van een haakneus is een winterrust niet per se nodig, maar kan zeker wel doorgevoerd worden, omdat dit overeenkomt met het natuurlijke jaarritme van het dier. Geeft het jonge dier door middel van niet of slecht eten in de aangegeven periode aan in rust te willen, geef hem deze rust dan ook. De temperatuur en de duur van de winterrust zijn hetzelfde als die van de oudere dieren.
Verzorgen en hanteren
Observeer de slang regelmatig zodat u onregelmatigheden bijtijds opmerkt. Het is handig om een overzicht bij te houden van wanneer en hoe uw slang eet en vervelt, zodat u afwijkingen kunt herkennen.
Controleer iedere dag de vochtigheid en temperatuur in het terrarium. Vervang dagelijks het water in de waterbak door schoon lauw water. Verwijder daarbij tegelijkertijd niet-opgegeten voedsel en ontlasting uit het terrarium.
Gemiddeld eens per maand moet het hele terrarium leeggehaald en in zijn geheel schoongemaakt worden, inclusief volledige vervanging van de bodembedekking. Was alle inrichtingsmaterialen af met heet water. Doe dit in een emmer die vervolgens uitsluitend nog gebruikt wordt bij het schoonmaken van het terrarium. Zo voorkomt u dat ziekten worden overgebracht op mensen (of andere dieren). Als desinfectie van het terrarium en de inrichting nodig is, gebruik dan een geschikt desinfectans, spoel goed na en droog vervolgens alles goed af. Geschikte desinfectiemiddelen zijn verkrijgbaar bij uw dierenarts of dierenspeciaalzaak.
Slangen vinden het doorgaans niet erg prettig om gehanteerd te worden, maar in gevangenschap opgegroeide en vaak door mensen gehanteerde haakneusslangen zijn over het algemeen vrij rustig en redelijk goed hanteerbaar. Goede ondersteuning op uw handen/armen is wel belangrijk, omdat het beweeglijke dieren zijn.
Voelt een westelijke haakneusslang zich bedreigd, dan kan hij zich groot maken en tegelijkertijd harde, sissende geluiden maken. Laat de slang in dat geval meteen met rust, om de slang niet nog meer stress te bezorgen en om zelf veilig te blijven. Doet u dit niet, dan kan hij toeslaan in meerdere voorwaartse of zijwaartse aanvallen vlak achter elkaar. Meestal doet hij dit met een gesloten bek, maar haakneuzen kunnen ook bijten. Een laatste actie die sommige haakneuzen (vooral de jonge slangen) kunnen inzetten is doen alsof ze dood zijn. Soms spuiten ze dan ook een vies ruikende anaalkliervloeistof uit hun cloaca (‘musk’).
Westelijke haakneusslangen zijn ‘speeksel-giftig’. Het gif is echter zeer licht en kan vergeleken worden met een bijensteek. Bij een allergische reactie kunnen echter een dikke arm of andere symptomen ontstaan. Neem in dat geval contact op met een huisarts of spoedeisende hulp. Een beet van een westelijke haakneusslang komt gelukkig bijna nooit voor, omdat haakneuzen zelden tot nooit de neiging hebben om te bijten. Bovendien heeft de haakneusslang tijd nodig om zijn gif in zijn prooi te kauwen. Mocht u toch een keer gebeten worden, dan is het dus belangrijk om de slang zo snel mogelijk van uw hand/vinger af te halen, zodat het dier geen kans heeft om het gif in de wondjes te kauwen. Zorg er ook voor dat u niet naar prooi ruikt als u uw slang gaat hanteren. Zo verkleint u de kans om gebeten te worden.
Reptielen kunnen drager zijn van op mensen overdraagbare ziekten (zoönosen), zoals Salmonella. Het is daarom belangrijk om na het verzorgen, voeren of hanteren van uw slang en/of het schoonmaken van het terrarium altijd uw handen te wassen met warm water en zeep gedurende tenminste 30 seconden.
Laat kinderen nooit zonder toezicht een slang hanteren. Zorg er ook voor dat ze het terrarium niet open kunnen maken als u er niet bij bent.
Voeding
Westelijke haakneusslangen hebben giftig speeksel. Het gif wordt bij de prooi ingekauwd door de vergrote tanden die achteraan in de bek staan. Het giftige, enzymrijke speeksel helpt mee voor een snelle vertering van het prooidier. De voeding van de haakneusslang bestaat in gevangenschap uit muizen of andere kleine knaagdieren. Voer de haakneusslang dode prooien. Het voeren van levende prooien is op basis van de Wet dieren niet toegestaan.
U kunt de prooi met een voertang of -pincet bij de slang leggen en het dier vervolgens ruimschoots de kans geven om de prooi rustig op te eten. Het met een pincet voor zijn neus vasthouden van een prooi wordt niet aangeraden. Deze manier van voeren kan bij sommige dieren namelijk juist leiden tot stress. Dit kan tot gevolg hebben dat de slang geen zin meer heeft om te eten, maar enkel nog agressief op de dode prooi reageert.
De stofwisseling van een haakneus is een stuk sneller dan die van boa's of pythons. Voer een volwassen haakneusslang daarom 1 tot 2 keer per week. Geef niet te grote prooidieren; kies voor een prooi die ongeveer even groot is als de kop van de slang. Bijvoorbeeld een kleinere muis of een nestrat.
In de praktijk weigeren de mannen wat vaker voedsel. De ene keer eten ze iedere week, de andere keer vier weken niet. Als het dier niet te veel afvalt (wegen is dus belangrijk!), hoeft u zich hier geen zorgen om te maken. Met name in de maanden februari tot en met mei willen de mannetjes nogal eens voedsel weigeren. Dit komt omdat ze dan druk bezig zijn met paren of met het zoeken naar een vrouwtje. Raadpleeg bij twijfel over de gezondheid van het dier altijd een dierenarts die ervaring heeft met reptielen.
Jonge haakneusslangen hebben een grote (inwendige) eidooier meegekregen als ze uitkomen. Op deze eidooier kunnen ze een redelijk lange tijd teren voordat ze pas echt voedsel aan willen gaan nemen. Voer jonge haakneuzen voor het eerst als ze 2 weken uit het ei zijn. Start bijvoorbeeld eerst met muizen- of rattenstaartjes. Veel jongen zullen een pinkie (haarloze baby muis, ook wel eendagsmuis of nestmuis genoemd) niet zomaar eten. Het kan zijn dat een jonge haakneus pas na een paar uur begint met eten. Belangrijk is om de jonge haakneusslang met de prooi alleen op een rustige plek te zetten. Het kan ook zijn dat u extra maatregelen moet nemen om de jonge haakneusslang aan het eten te krijgen. Bijvoorbeeld de pinkie natmaken met vocht van tonijn of zalm uit blik. Een andere optie ishet doorsnijden van de schedel van de pinkie, waardoor hersenvocht vrijkomt, wat de slang kan stimuleren tot eten.
Wanneer de jonge haakneuzen goed eten, is het belangrijk ze regelmatig te voeren. U kunt ze 2 keer per week 1 of 2 pinkies geven. Als de jonge haakneusslang drie pinkies of meer met gemak in één maaltijd op kan, dan mag er overgestapt worden naar een groter prooidier.
Voortplanting
Haakneuzen zijn slangen die al op erg jonge leeftijd geslachtsrijp kunnen zijn. Twaalf tot veertien maanden is hierbij geen uitzondering. Dit geldt voor zowel de vrouwen als voor de mannen. Het is echter verstandig om het vrouwtje pas drachtig (zwanger) te laten worden op het moment dat zij een lengte heeft bereikt van zo’n 50 tot 60 centimeter. Dit zal neerkomen op een leeftijd van ongeveer 2 jaar. U kunt de vrouwen onderscheiden, omdat zij langer en ook massiever gebouwd zijn dan mannen.
In het wild paren de westelijke haakneusslangen in het voorjaar, in de periode februari tot en met mei. Dit is in gevangenschap vaak ook het geval, dus na de winterrust. Het kan echter ook zo zijn dat er in de herfst meerdere paringen zijn en dat het vrouwtje het sperma opslaat tot aan het voorjaar en zichzelf er dan pas mee bevrucht. Na de winterrust moeten de mannen en vrouwen het liefst eerst enkele weken apart gehouden worden. In die periode kan het mannetje dan goed gevoerd worden. Wanneer mannen en vrouwen gelijk na de winterrust bij elkaar in het terrarium gezet worden, zal het mannetje alleen maar aan de paring denken en vaak niet zo goed of zelfs helemaal niet willen eten.
Als de mannen en vrouwen enkele weken bij elkaar in het terrarium zitten, is het verstandig een bak met vochtig zand bedekt met mos in het terrarium neer te zetten. Hier kan de vrouwelijke haakneus haar eieren in afzetten. De legsels variëren in grootte van ongeveer 5 tot zelfs 40 eieren. Dit is grotendeels afhankelijk van het formaat van het vrouwtje. Gemiddeld bevat een legsel 10 tot 12 eieren. De eieren komen na gemiddeld 50 tot 60 dagen uit bij een temperatuur van ongeveer 28 graden Celsius. De jonge haakneusslangen vervellen bijna meteen nadat ze uit het ei komen en zijn dan zo’n 10 tot 15 centimeter groot.
Ziekten en aandoeningen
Gezonde haakneusslangen hebben een schone stevige huid zonder mijten, een schone neus en cloaca, kijken helder uit de ogen, zijn alert en in een goede voedingstoestand. Slangen kunnen onder andere lijden aan schimmel- en bacteriële infecties, maagdarmparasieten, mondrot en legnood.
Ook een slechte vervelling kan tot problemen leiden; controleer na iedere vervelling of de haakneusslang volledig verveld is. Stukken vervelling die op de haakneus achterblijven kunnen tot irritaties en zelfs infecties leiden. Ook de huid over de ogen vervelt. Daarbij wordt het doorzichtige huidlaagje eerst ondoorzichtig melkachtig of blauw, alsof de slang een bril op heeft. Hij ziet op dat moment minder goed en kan zich daardoor wat anders gedragen. Houd in de gaten of de ogen volledig vervellen.
Symptomen die kunnen wijzen op ziekte zijn bijvoorbeeld slecht eten, slecht vervellen, overtollig slijm in de bek, braken, afwijkende ontlasting en afwijkend gedrag. Raadpleeg bij twijfel een dierenarts met aantoonbare kennis van reptielen.
Was voor en na het hanteren van de slang altijd uw handen om overdracht van ziekten te voorkomen en houd nieuwe dieren gedurende enkele maanden in quarantaine.
Benodigde ervaring
Voor het op een verantwoorde wijzen houden van dit huisdier is een gemiddelde ervaring met reptielen nodig. Westelijke haakneusslangen zijn vrij sterke dieren. Ze zijn niet snel ziek en redelijk eenvoudig in de verzorging. Houd er wel rekening mee dat het gifslangen zijn, al bijten ze zelden en is het gif meestal niet erg gevaarlijk voor mensen.
Aanschaf en kosten
Een westelijke haakneusslang kunt u kopen bij een terrariumspeciaalzaak of een kweker. Let op of de slang die u wilt aanschaffen een gave huid, heldere ogen, een schone neus, bek en cloaca heeft en geen verschijnselen van ademhalingsproblemen (met de bek open en/of piepend ademen, belletjes rond de neusgaten) vertoont. Kies een slang die alert en nieuwsgierig is (tongelen) en in een goede voedingstoestand. Kiest u voor een jonge haakneus, dan is het belangrijk dat deze al 3 tot 4 keer zelfstandig gegeten heeft.
Zorg ervoor dat u het terrarium ingericht en verwarmd klaar heeft staan voordat u de slang mee naar huis neemt. Laat de slang de eerste 3 dagen na aanschaf zoveel mogelijk met rust (niet hanteren, niet voeren) om het dier even te laten wennen. Observeer wel het gedrag, de ademhaling, de ontlasting en het uiterlijk van de slang.
De aanschafprijs van een westelijke haakneusslang kan erg variëren, van ongeveer 100 euro tot zelfs enkele duizenden euro's. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd, het geslacht en de kleur.
Daarbij komen de kosten van een voldoende ruim terrarium. Terraria geschikt voor westelijke haakneusslangen kosten over het algemeen enkele honderden euro’s. Pinkies (eendagsmuizen) zijn meestal te koop voor minder dan een euro per stuk; volwassen diepvriesmuizen kosten vaak rond de anderhalve euro per stuk.
Andere terugkerende kosten zijn die voor bodembedekking, verwarming en verlichting. Houd naast de kosten voor de aanschaf en verzorging ook rekening met onvoorziene kosten zoals dierenarts rekeningen. Het is verstandig om hier geld voor opzij te zetten dat u echt alleen voor uw dier(en) bestemt.
Aandachtspunten
- Ga na of uw gemeente en/of woningbouwvereniging slangen als huisdier toestaat voordat u er een (of meer) aanschaft.
- Bedenk voordat u een westelijke haakneusslang koopt wie er in uw vakantie voor wil zorgen.
- Regel dit vóórdat u het dier aanschaft.
- Laat kinderen nooit alleen met een slang.
- Sluit u aan bij een vereniging van slangenliefhebbers. Hier vindt u ervaren mensen die u kunnen helpen als u vragen heeft of bij het vinden van een dierenarts met verstand van reptielen.
Bronnen
De informatie in deze huisdierenbijsluiter is mede gebaseerd op de bronnen die u hier vindt.