Overzicht erfelijke aandoeningen bij konijnen en knaagdieren
Bij konijnen en knaagdieren komen erfelijke aandoeningen voor. In deze lijst vindt u van diverse erfelijke aandoeningen de naam en een korte omschrijving. De lijst is niet volledig maar geeft een indruk van wat voor erfelijke afwijkingen er bij konijnen en knaagdieren bekend zijn. Meer informatie en uitleg over erfelijke aandoeningen en gebruikte termen vindt u in de Praktische documenten ‘Inleiding erfelijke aandoeningen’ en ‘Meer over erfelijkheid’.
Konijn - Epilepsie
Ook wel ‘toevallen’ genoemd. Dit komt af en toe voor bij witte konijnen met blauwe ogen, onder andere bij de rassen Witte Wener, Blauwoog Pool en Hulstlander, maar ook bij kruisingen. Het is een ernstige ziekte die de levensduur bekort.
Konijn - Geboorteproblemen
Bij kleine dwergkonijnen kunnen geboorteproblemen voorkomen doordat het bekken van het vrouwtje te klein is om de jongen door te laten. Ook zijn de dieren vaak verminderd vruchtbaar.
Konijn - Glaucoom
Dit is een verhoogde oogboldruk als gevolg van een afvoerproblemen van het vocht in het oog. Het komt onder andere voor bij witte Nieuw Zeelanders. Dit veroorzaakt pijn en het oog puilt uit. Uiteindelijk moet het oog soms verwijderd worden.
Konijn - Kleurslag bij ‘tekeningkonijnen’
Tekeningkonijnen zijn konijnen die grotere of kleinere pigmentvlekken hebben in een verder witte vacht. Voorbeelden daarvan zijn de rassen Lotharinger, Papillon en Rijnlander. Als er met de dieren gefokt wordt, is gemiddeld een kwart van de jongen licht getekend tot vrijwel wit. Deze dieren hebben een slechte weerstand. Ze blijven achter in gewicht, zijn minder gezond en sterven als de verzorging niet optimaal is.
Konijn - Olifantstanden
Hierbij ontstaan gebitsproblemen door een misvorming van de kaak. De aandoening komt bij verschillende rassen voor maar relatief vaak bij dwergrassen. Soms is bij hen de onderkaak te lang ten opzichte van de bovenkaak. De tanden slijten dan niet meer goed op elkaar af. Meestal zijn het de tanden van de onderkaak die de bek uitgroeien, terwijl de boventanden naar binnen krullen. Daardoor raakt het mondslijmvlies beschadigd en ontstaan er problemen met eten. De tanden zullen dan regelmatig moeten worden bijgeslepen. Zonder behandeling zal het dier sterven.
Konijn - Overmatige dwerggroei
Dwergkonijnen zijn klein doordat ze de dwergfactor in hun erfelijk materiaal hebben. Deze dwergfactor zorgt voor een vervorming waardoor een klein formaat, een bolle kop en korte oren ontstaan. Als twee dwergen met elkaar gekruist worden, is de helft van de nakomelingen een dwerg, een kwart is groter dan een dwerg (een ‘valse dwerg’ of ‘non-dwerg’), en een kwart is zo klein dat ze niet levensvatbaar zijn en binnen enkele dagen sterven. Zij hebben een dubbele dwergfactor. Dit komt voor bij kleurdwergen en Pooltjes.
Konijn - Overmatig lange oren
Engelse Hangoren hebben lange oren die over de grond hangen en daardoor snel beschadigen. Bovendien worden de dieren gehinderd in hun natuurlijke voortbeweging.
Konijn - ‘Splay leg’
Een aandoening waarbij één of beide achterpoten en soms ook de voorpoten van het konijn niet in staat zijn het gewicht van het dier te dragen. Het konijn zakt langzaam door zijn poten heen en draait deze naar buiten toe, waardoor het konijn zich moeilijk tot niet kan voortbewegen, afhankelijk van de ernst van de aandoening.
Knaagdier - Epilepsie
Bij de Mongoolse gerbil komt epilepsie voor. De gevoeligheid daarvoor heeft een genetische basis en lijkt samen te hangen met de vachtkleur.
Knaagdier - Evenwichtsstoornis
Bij muizen komt een erfelijke afwijking voor waarbij de dieren een verstoord evenwicht hebben en zich niet normaal kunnen voortbewegen. Deze staan bekend als ‘Japanse dansmuizen’.
Knaagdier - Megacolon
Bij ratten komt een afwijking voor waarbij de darm niet goed werkt. De ontlasting wordt niet naar buiten gewerkt waardoor verstopping en een opgeblazen achterlijf ontstaat en de darm verwijd wordt. Ook worden voedingsstoffen niet meer goed opgenomen. Uiteindelijk overlijdt het dier of is euthanasie nodig. De aandoening hangt samen met bepaalde vachttekeningen, vooral met witte vlekken op de kop zoals een bles. Ook bij muizen komt deze aandoening voor.
Knaagdier - Roanfactor
De Roanfactor staat ook bekend als schimmelfactor. De aandoening komt voor bij cavia’s. Het dier heeft tussen normaal gepigmenteerde haren over het hele lichaam ook witte haren. Als twee roankleurige cavia’s samen nakomelingen krijgen, is een deel van de nakomelingen bijna wit en verminderd levensvatbaar. Ook blindheid, doofheid, skeletafwijkingen en (te) kleine ogen (microphthalmus) komen bij deze dieren voor.
Knaagdier - Satijnziekte (osteodystrofie)
Bij cavia’s met satijnbeharing komt satijnziekte voor. Hierbij wordt geen nieuw calcium in de botten ingebouwd, maar in plaats daarvan wordt bindweefsel afgezet. Het skelet verliest daardoor zijn stevigheid. De cavia beweegt steeds moeilijker, heeft pijn en rust veel, vaak met de achterpoten opzij om ze te ontlasten. Uiteindelijk kan verlamming ontstaan. Vaak is euthanasie noodzakelijk.