Sluiten

Dikstaartgerbil

Met zijn aparte, knotsvormige staartje is de dikstaartgerbil een opvallende verschijning onder de knaagdieren. Hoewel hij bij de gerbils hoort, lijkt hij meer op een hamster. Dikstaartgerbils zijn schemerdieren die soms ook overdag wakker zijn. Ze zijn vaak het beste in hun eentje te houden, omdat ze snel ruzie maken om hun territorium.

De dikstaartgerbil staat niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren en mag vanaf 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden.

Algemeen

De dikstaartgerbil (Pachyuromys duprasi), ook wel vetstaartgerbil of dikstaartmuis genoemd, behoort tot de familie van de gerbils (Gerbillinae). Zowel in uiterlijk als in gedrag heeft hij echter meer weg van een hamster. Dikstaartgerbils zijn erg rustig en missen de activiteit van de meeste andere gerbils.

De dikstaartgerbil heeft een afgerond, wat plomp lichaam van ongeveer 10 tot 14 centimeter lang, korte pootjes, donkere ogen en een spits neusje. De vacht is dik, oranjebruin tot zandkleurig en soms wat grijsbruin op de rug en lichtgekleurd op de buik. Het meest opvallend is echter zijn staart. Deze is ongeveer 4 tot 6 centimeter lang en knotsvormig, met weinig beharing. De staart wordt gebruikt als opslagplaats voor vetten en vocht. Aan de dikte van de staart is de conditie van het dier te zien. Jonge dikstaartgerbils hebben nog een dunner staartje. Het gewicht van de dikstaartgerbil ligt bij dieren die als huisdier gehouden worden ongeveer tussen 40 en 90 gram. In het wild zijn ze een stuk lichter, tussen 22 en 45 gram.

Het zijn van nature schemer- en nachtdieren die in gevangenschap ook overdag wel actief zijn. Er is nog weinig onderzoek gedaan aan dit dier, waardoor op sommige punten weinig gegevens beschikbaar zijn.

Dikstaartgerbils kunnen in gevangenschap zo’n 3 tot 7 jaar oud worden.

De dikstaartgerbil mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen.

Verschillende varianten

Dikstaartgerbils zijn afkomstig uit woestijngebieden en half-woestijnen in het noorden van Afrika.

Er bestaan tenminste twee ondersoorten van de dikstaartgerbil: Pachyuromys duprasi duprasi, uit Algerije, en Pachyuromys duprasi natronensis, uit Noord-Egypte. Er wordt nog een derde ondersoort onderscheiden, P. duprasi faroulti uit West Algerije, maar volgens sommigen behoort deze tot P. duprasi duprasi. P. duprasi duprasi is als eerste ingevoerd, dit waren rustige, vrij grote dieren. Daarna is ook P. duprasi natronensis ingevoerd die kleiner, drukker en minder tam was.

De als huisdier gehouden dikstaartgerbils zijn waarschijnlijk deels kruisingen van de Egyptische ondersoort met de Algerijnse ondersoort. Dat kan verklaren waarom er nogal wat variatie is binnen de soort, zowel in grootte en uiterlijk als in gedrag en tamheid.

Van nature

Dikstaartgerbils zijn woestijndieren die in de Noordelijke Sahara leven, in zand- of rotsgebieden met weinig begroeiing, in Marokko, Algerije, Tunesië, Libië en Egypte. Er is niet veel bekend over hoe dikstaartgerbils in de natuur leven. Volgens de meeste veldonderzoeken leven ze alleen, behalve in de paartijd en als er een overvloed aan voedsel is. Dan leven ze ook wel in kleine familiegroepjes, meestal een moeder met jongen. Het zijn territoriale dieren, zeker de vrouwtjes kunnen fel zijn.

Het hol van de dikstaartgerbil bestaat vaak uit een eenvoudige gang van soms wel een meter diep. De Algerijnse ondersoort maakt soms uitgebreide gangenstelsels.

Soms maken dikstaartgerbils gebruik van oude holen van andere dieren.

Dikstaartgerbils zijn in de schemer en ’s nachts actief. In gevangenschap zijn ze ook wel overdag korte tijden wakker, maar ze slapen vrij veel. Daarbij liggen ze soms op hun rug met hun pootjes omhoog en zijn dan moeilijk wakker te krijgen.

Dikstaartgerbils communiceren door middel van geur en geluid. Net als bij de Mongoolse gerbil hebben de mannetjes geurklieren onder hun buik en schuiven daarmee over de grond of voorwerpen om hun geur af te zetten. Bij ruzie kunnen de gerbils flink piepen en krijsen.

Huisvesting

In de natuur lijken dikstaartgerbils vooral solitair, dus alleen, te leven, en soms in kleine familiegroepjes. In gevangenschap blijkt het vaak moeilijk om dieren samen te houden. Met name vrouwtjes kunnen erg territoriaal zijn en agressie vertonen waarbij de dieren elkaar verwonden. Het lijkt daarom verstandig om de dikstaartgerbil in zijn eentje te huisvesten, zeker als u nog geen ervaring met deze soort heeft.

Heeft u ervaring en wilt u toch meer dan één dier houden, kies dan twee mannetjes of twee vrouwtjes die van jongs af aan samen zijn. Zorg ervoor dat u een tweede kooi achter de hand heeft en let goed op of de dieren niet te veel ruzie maken. Dat kan verwondingen veroorzaken en geeft stress, wat slecht kan zijn voor de gezondheid van de dieren. Omdat er veel individuele variatie is, ook afhankelijk van kweeklijnen en oorspronkelijke herkomst, kan het samenleven bij sommige dieren goed gaan, maar bij andere dieren helemaal niet.

Omdat deze dieren niet op de huis- en hobbydierenlijst 2024 staan, mag er niet mee gefokt worden. Zet dus nooit ongecastreerde mannetjes en vrouwtjes bij elkaar. Zou u een mannetje willen laten castreren om hem samen te laten leven met een vrouwtje, overleg dit dan goed met uw dierenarts. Let erop dat het mannetje na de castratie mogelijk nog een tijd niet bij het vrouwtje mag, omdat hij dan nog vruchtbaar kan zijn!

Omdat dikstaartgerbils graag graven is een glazen of eventueel plastic bak de beste huisvesting; denk bijvoorbeeld aan een aquariumbak. De dieren springen niet en klimmen slecht. Mede daarom hebben ze genoeg grondoppervlak nodig om voldoende te kunnen bewegen. Voor één dier is een bak van tenminste 80 x 40 centimeter nodig, liefst groter. Een deksel van gaas kan handig zijn, zowel om de gerbil in het verblijf te houden als om eventuele andere huisdieren of kinderhandjes uit het verblijf te houden.

Als bodembedekking kan een tenminste 20 centimeter dikke laag knaagdierbedding van bijvoorbeeld hennepvezel of vlasvezel of eventueel zo stofvrij mogelijke houtkrullen  dienen, gemengd met stro of hooi zodat de gegraven gangen beter in stand blijven. Gebruik liefst geen zaagsel en ook geen houtkrullen van naaldhout, dit kan problemen geven met de luchtwegen.

U kunt ook buizen van steen of karton geven die de gerbil als gang en schuilplaats kan gebruiken. Zorg voor wat schuilplaatsen, bijvoorbeeld een schuilhuisje of een glazen of stenen pot, zodat het dier een nest kan maken. Als nestmateriaal is toiletpapier of hooi geschikt. Zet alles goed vast zodat het niet verzakt als de dikstaartgerbil gaat graven. Om hun vacht schoon te houden hebben dikstaartgerbils een zandbad nodig, anders wordt hun vacht vettig en plukkerig. Zet een stevige schaal met chinchillazand neer, liefst op een kleine verhoging zodat de gerbil hem niet vol met bodembedekking kan gooien. Hier kan ook een stevige stenen voerbak staan en een drinkflesje hangen. Maak een geleidelijke helling zodat het dier er gemakkelijk bij kan komen.

Wat speelgoed, kartonnen doosjes, buizen en dergelijke zorgen ervoor dat de gerbil iets te doen heeft. Gebruik geen plastic. Daar wordt aan geknaagd en stukjes hiervan kunnen worden ingeslikt. Dat kan tot verstoppingen of verwondingen leiden. Een looprad kan ook zorgen voor voldoende beweging, maar kies altijd een gesloten rad zonder spaken en met de standaard aan de dichte zijde zodat de staart van de gerbil er niet tussen kan komen. Kies het rad niet te klein zodat het dier niet te krom loopt, een diameter van tenminste 16 centimeter is aan te raden. Let op dat het rad niet wordt ingegraven.

Mocht u meerdere dieren bij elkaar houden, dan kunnen zij ruzie maken om toegang tot speelgoed of voerbakjes. Het kan dan helpen om te zorgen voor meerdere exemplaren van elk voorwerp.

Omdat dikstaartgerbils afkomstig zijn uit woestijngebied, hebben ze het liefst wat hogere temperaturen. Uit onderzoek blijkt dat ze, wanneer ze de keuze hebben, zelf kiezen voor een temperatuur rond 24 graden in de nacht en rond 28 graden overdag (als ze slapen). Om deze temperaturen te behalen kan bijvoorbeeld een warmtelamp gebruikt worden. Hang deze altijd zo dat er warme en minder warme plekken in het verblijf zijn, zodat de gerbil zelf kan kiezen hoe warm hij gaat zitten. Zorg dat het op de warmste plek niet warmer dan 30 graden wordt. Een combinatie van een rode of keramische lamp, die alleen warmte geeft, en een warmtelamp die ook licht geeft is handig, zo wordt het wanneer het licht overdag aan staat automatisch wat warmer en blijft het ’s nachts, als het zichtbare licht uit gaat, door de rode lamp warm genoeg. Zet de lampen op een schakelklok.

Houd de luchtvochtigheid onder 50%, let er op dat er geen natte plekken in het verblijf blijven liggen.

Verzorgen en hanteren

Dikstaartgerbils zijn meestal goed te hanteren. Ze zijn rustig en bijten niet snel als ze goed aan mensen gewend zijn. Wel is er verschil tussen individuen en kunnen vrouwtjes wat bijteriger zijn. Als een dikstaartgerbil wakker wordt gemaakt, kan hij wel bijten. Pak het dier niet aan de staart vast, deze kan snel beschadigen.

De gerbil kan worden opgepakt door hem op de hand te laten lopen of op te scheppen, eventueel kunt u hem in een doosje laten lopen. Pak hem niet onverwacht van bovenaf vast, dan kan hij schrikken. Eenmaal op de hand blijft hij meestal heel rustig zitten.

Was goed uw handen voor u de dikstaartgerbil oppakt, maar niet met geurende zeep want de dieren reageren vooral op geuren. Ook de lucht van andere dieren of voedsel kan ervoor zorgen dat ze stress krijgen en dan gaan bijten.

Als echte woestijndieren zijn dikstaartgerbils zuinig met vocht en produceren weinig urine. Het verblijf gaat dan ook niet snel stinken en hoeft niet zo vaak verschoond te worden, eens in de twee weken is meestal voldoende. Het kan voor de dieren prettiger zijn om elke week de helft van de bodembedekking te verschonen, zodat hun vertrouwde geur niet ineens verdwijnt.

Verwijder wel regelmatig eventuele natte of vieze bodembedekking. Ook eventuele restjes voer moet u dagelijks verwijderen zodat ze niet kunnen bederven (zeker wanneer het verse producten betreft). Verschoon het zandbad elke paar dagen.

Maak tenminste om de dag het voerbakje en de waterfles goed schoon met warm water.

Controleer elke twee weken de lampen.

Geef regelmatig, bijvoorbeeld eens in de veertien dagen, nieuw speelmateriaal of verzet de inrichting van het verblijf zodat de dikstaartgerbil iets te onderzoeken heeft, dat houdt hem actiever.

Voeding

Dikstaartgerbils jagen in de natuur graag op insecten. Dat is ook te zien aan hun spitse snuit. Daarnaast eten ze ook planten en zaden.

Een goed gerbilvoer of hamstervoer kan als basisvoeding dienen. Als aanvullende dierlijke voeding kunt u dagelijks meelwormen, krekels, kevers en andere insecten geven. Ook een honden- of kattenbrokje levert dierlijke eiwitten en is tegelijk knaagmateriaal. Eventueel kan af en toe insectenvoer en eivoer gegeven worden.

Insecten kunt u ook levend voeren, dat stimuleert de dikstaartgerbil om te gaan jagen en houdt hem actief aan het zoeken. U moet dan natuurlijk wel oppassen dat de insecten niet uit het verblijf kunnen komen! Let ook op of de gerbil ook daadwerkelijk zijn insect vindt, want vaak moeten ze eerst leren om zelf hun prooi te zoeken en vangen. Insecten die in leven blijven kunnen soms de gerbil aanvreten, dus let daar goed op en verwijder ze als het te lang duurt voordat de gerbil ze kan vangen.

Af en toe een beetje groente is goed, maar pas op dat u niet te veel vochtige groente geeft want daar kunnen deze woestijndieren niet goed tegen, met diarree tot gevolg. Bovendien moeten ze wennen aan nieuwe groenten, begin dus met kleine stukjes tegelijk. Geschikt zijn bijvoorbeeld wortel, broccoli, spinazie en andijvie. Als lekkernij kunt u een zonnebloempitje of wat kleine zaden geven.

Geef regelmatig takken van fruitbomen, wilgen en hazelaars. Die zijn geschikt om op te knagen en leveren ook wat voedingsstoffen. Ook hooi is een nuttige aanvulling.

Vers water moet altijd aanwezig zijn, ververs het water dagelijks. Gebruik een drinkflesje van knaagvast materiaal of eventueel een zwaar, stenen drinkbakje dat u op een plaats zet waar het niet snel volgegraven wordt met bodembedekking. Hang de fles zo op dat de tuit niet ingegraven wordt en controleer regelmatig of de drinknippel nog goed werkt.

Voortplanting

Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke dikstaartgerbils is te zien aan de afstand tussen de anus en de geslachtsopening, die bij het mannetje ongeveer twee keer zo groot is als bij het vrouwtje. Bovendien is bij een mannetje een balzak te zien als men het dier overeind houdt en heeft het vrouwtje tepels. Die laatste zijn echter moeilijk te zien door de dikke vacht. Bij jonge vrouwtjes van ongeveer twee weken kunnen de tepels te zien zijn als kale plekjes op de buik, terwijl op de rest van de buik het haar begint te groeien.

Fokken met de dikstaartgerbil is vanaf 1 juli 2024 niet toegestaan, omdat deze soort niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren staat. U moet er dus voor zorgen dat vrouwtjes niet gedekt kunnen worden.

Mocht u een vrouwtje hebben dat toch nog gedekt is, zorg er dan voor dat het mannetje direct bij haar weggehaald wordt zodat hij geen nieuwe jongen kan verwekken. Als een vrouwtje direct weer gedekt wordt terwijl ze nog zoogt, dan kan ze bovendien haar jongen opeten, en dat kan ook gebeuren bij stress.

Na een draagtijd van 19 tot 24 dagen krijgt het vrouwtje gemiddeld drie tot zes jongen, die kaal, blind en doof geboren worden. Ze wegen dan maar 2,5 gram. Na een week begint er wat haar te groeien, na ongeveer 12 dagen beginnen de jongen rond te kruipen en vanaf 16 dagen gaan de ogen open. Als de jongen zo’n 3 weken oud zijn beginnen ze vast voedsel te eten. Ze drinken ook nog melk bij hun moeder tot ze ongeveer 4 weken oud zijn. Vanaf 4 tot 5 weken kunnen ze bij de moeder weg, het is ook niet verstandig hen te lang bij haar te laten omdat ze hen kan gaan bijten. De jongen hebben een  dunnere staart dan hun ouders, doordat er nog niet veel vet en water in opgeslagen is. Als ze ouder worden, wordt hun staart dikker.

Dikstaartgerbils zijn vanaf ongeveer twee maanden geslachtsrijp. Voor die tijd moet u dus mannelijke en vrouwelijke jongen van elkaar hebben gescheiden. Na vier tot vijf maanden zijn ze helemaal uitgegroeid.

Ziekten en aandoeningen

In het algemeen zijn dikstaartgerbils gezonde dieren als ze op de juiste manier gehouden worden. Een gezonde dikstaartgerbil is levendig, heeft heldere ogen, een schone, zachte vacht en een schoon en droog achterwerk. Zijn staart is dik en de huid ervan is strak. Een zieke dikstaartgerbil is sloom en zit in elkaar gedoken. Een dunne, rimpelige staart duidt op een slechte conditie. Het kan zijn dat de gerbil te weinig goede voeding krijgt of slecht eet.

Verkeerde temperatuur, tocht, vocht en stoffige bedding kunnen gezondheidsproblemen geven, zoals luchtwegproblemen. Ook een vette vacht, die daardoor uiteen gaat staan, kan de weerstand verminderen en dan de gevoeligheid voor ziektes zoals verkoudheid en andere infecties van de luchtwegen verhogen. Om de vachtconditie gezond te houden moet de gerbil altijd een schoon zandbad ter beschikking hebben.

Verkeerde, te vochtige of bedorven voeding kan diarree veroorzaken. Neem contact op met de dierenarts, want bij een klein dier als de dikstaartgerbil kan diarree ernstig verlopen.

Dikstaartgerbils kunnen last hebben van parasieten zoals wormen of mijten. Een infectie met wormen, wat onder andere darmproblemen kan veroorzaken, komt weinig voor. De kans op mijten is groter. Daarbij heeft het dier jeuk, kale plekken en soms ook bloedarmoede.

Het meest voorkomende probleem bij dikstaartgerbils die samen gehuisvest zijn, zijn wonden aan de staart doordat de dieren elkaar bijten. Maken dieren veel ruzie, zet ze dan apart, want dit geeft niet alleen verwondingen maar ook stress.

Ook gebitsproblemen kunnen voorkomen, bij dieren ouder dan een jaar of twee slijten de bovenste snijtanden soms te veel. De dieren kunnen dan niet goed eten en worden dun. Soms slijten de onderste snijtanden dan niet meer goed af omdat de tanden niet meer goed op elkaar aansluiten. Zij worden daardoor juist te lang en moeten worden bijgewerkt door de dierenarts. Houd bij oudere dikstaartgerbils dus het gebit en hun gewicht goed in de gaten.

Net als andere prooidieren zullen dikstaartgerbils niet snel laten zien dat ze ziek zijn. Wacht daarom niet te lang als u iets opmerkt aan uw dikstaartgerbil maar neem contact op met de dierenarts voor advies. Niet elke dierenarts heeft verstand van dikstaartgerbils. Onderzoek daarom liefst al voordat er iets aan de hand is bij welke dierenarts u terecht kunt als het diertje ziek wordt.

Benodigde ervaring

Er is geen specifieke ervaring nodig om de dikstaartgerbil op verantwoorde wijze te kunnen houden. Toch kan het prettig zijn als u al eerder knaagdieren heeft gehouden zodat u eventuele problemen eerder signaleert, want er is nog weinig bekend over de beste manier om deze dieren te houden.

Heeft u geen ervaring met de dikstaartgerbil, houd dan maar één dier tegelijk. Voor kleine kinderen zijn deze dieren minder geschikt, omdat ze vooral ’s avonds en ’s nachts actief zijn en de meeste exemplaren eerder kijkdieren dan knuffeldieren zijn.

Aanschaf en kosten

De dikstaartgerbil mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen. Als u een dikstaartgerbil wilt aanschaffen moet deze dus:

al aantoonbaar in Nederland leven vóór 1 juli 2024 óf
geboren zijn uit een moederdier dat al drachtig én in Nederland was voor 1 juli 2024.

Wilt u een dikstaartgerbil kopen of overnemen, vraag dan om een bewijs van de vorige eigenaar dat aan een van deze eisen voldaan is. Dat kan bijvoorbeeld met een chipregistratie, aankoopbewijs, rekening van een dierenarts of, als dat niet haalbaar is, eventueel een foto met betrouwbare datum. Een verklaring van een ‘getuige’ is geen voldoende bewijs! Zorg dat u het bewijs ook meekrijgt zodat u bij een eventuele controle kunt laten zien dat u het dier volgens de regels heeft aangeschaft. Lees ook het artikel over de huis- en hobbydierenlijst.

Let bij de aanschaf op dat de dikstaartgerbil er gezond uitziet, schoon en levendig is en dat ook het verblijf goed schoon is. Kijk of de staart goed gevuld is, behalve als het dier nog jong is.

Voor een mooi verblijf en de inrichting daarvan bent u vanaf zo’n 120 euro kwijt, maar het uiteindelijke bedrag hangt mede af van het formaat van de bak en type inrichting dat u kiest. Terugkerende kosten zijn die voor bodembedekking, voer en speelmateriaal. Het voer is wat duurder dan bij veel andere knaagdieren doordat de dikstaartgerbil ook relatief veel insecten moet krijgen. Daarnaast kunt u voor kosten komen te staan als uw dier onverhoopt ziek wordt.

Aandachtspunten

  • De dikstaartgerbil lijkt in gedrag meer op een hamster dan op de bekendere Mongoolse gerbil: hij is erg rustig en zeker overdag weinig actief. Bent u een echte liefhebber van de actieve, nieuwsgierige Mongoolse gerbils, dan is de dikstaartgerbil wellicht niet wat u zoekt.
  • Ook al staat uw dier niet op de huis- en hobbydierenlijst: het blijft natuurlijk in de eerste plaats belangrijk om goed voor uw dier te blijven zorgen. Dat betekent dat u gerust naar een dierenarts kunt gaan als er iets met uw dier aan de hand is. Oók als u twijfelt of uw bewijs dat uw dier aan de regels voldoet wel voldoende is, want de dierenarts heeft geen taak om dat te controleren of door te geven aan de overheid.
  • Kunt u zelf om wat voor reden dan ook niet meer voor uw dier zorgen, zoek dan een goed nieuw tehuis voor hem. Vergeet dan niet om een kopie van uw bewijs dat uw dier al voor 1 juli 2024 als huisdier werd gehouden, mee te geven aan de nieuwe eigenaar.

Bronnen

De informatie in deze huisdierenbijsluiter is mede gebaseerd op de bronnen die u hier vindt.