Sluiten

Het gedrag van kittens en jonge katten

In de eerste levensweken van een kat wordt de basis gelegd voor het toekomstige karakter en gedrag van het dier. Het is daarom belangrijk om te weten hoe u uw kat een goede start kunt geven, zowel lichamelijk als geestelijk.

De meeste katten met gedragsproblemen zijn volwassen als ze bij een gedragsdeskundige terechtkomen, maar de gedragsproblemen zijn vaak terug te voeren naar de kittentijd.

Lichamelijke ontwikkeling

0-2 weken

Pasgeboren kittens reageren alleen op prikkels als temperatuur, aanraking en geur. Ze kunnen zich nauwelijks bewegen en gebruiken een soort trage roeibewegingen om korte afstanden te overbruggen. Tot een leeftijd van drie weken zijn kittens qua voeding volledig afhankelijk van moedermelk en het initiatief van hun moeder. De oogjes gaan ergens tussen de tweede en zestiende dag open, meestal rond dag zeven à tien. Ook het gehoor wordt functioneel na ongeveer twee weken. De tandjes beginnen na ongeveer twee weken door te komen.

3-4 weken

De kittens beginnen hun ogen te gebruiken om hun moeder te vinden. In de derde of vierde week oefenen de kittens steeds meer met lopen en bewegen ze zich korte stukjes uit het nest. Een kitten van vier weken oud is in staat rechtop te staan. Na drie weken begint ook de regulatie van de eigen lichaamstemperatuur op gang te komen.

De kat staat erom bekend dat hij zich tijdens een vrije val automatisch omdraait en, tenminste spreekwoordelijk, ‘altijd op zijn pootjes terecht komt’. Deze reflex ontwikkelt zich tussen de vierde en zesde levensweek.

Een jagende moederpoes zal vanaf vier weken na de geboorte beginnen om prooidieren voor haar kittens mee te brengen. Dit is ook de start van de speenfase waarin de kittens vast voedsel leren eten en de moederpoes steeds vaker weigert dat de kittens mogen zogen.

5-6 weken

In de vijfde levensweek leren de kittens om stukjes te rennen en na zes weken beheersen ze net als een volwassen kat het lopen en rennen. Op een leeftijd van vijf weken leert een kitten in de natuur zijn eerste muis te doden, nadat de moeder deze levende prooi heeft aangedragen. Naarmate het speenproces vordert, zijn het steeds vaker de kittens die het initiatief moeten nemen om bij de moeder te mogen drinken.

De kittens produceren nu zelf ontlasting zonder dat hun moeder dit op gang moet helpen door hun buikje en anus te likken. Dat betekent dat vanaf dit moment kittens toegang moeten hebben tot een makkelijk te bereiken kattenbak.

7-8 weken

De kittens beginnen als een volwassen kat te reageren op bedreigende geluids-, lichaams- of geursignalen van andere dieren.  Met zeven weken zijn de kittens volledig gespeend. Het vermogen om de lichaamstemperatuur zelf te regelen is ook volkomen ontwikkeld.

De oog-pootcoördinatie ontwikkelt zich vanaf een leeftijd van zeven tot acht weken, waarna een kitten steeds vaardiger wordt in het volgen en vangen van kleine, bewegende voorwerpen.

8 weken en ouder

Het duurt tot de tiende of elfde week voordat ingewikkelde motorische vaardigheden helemaal ontwikkeld zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan over een hek lopen en dan ook nog om te keren. Het zicht verbetert nog tot ergens tussen de twaalf tot zestien weken.

Een jonge poes is geslachtsrijp vanaf ongeveer vijf maanden, een jonge kater vanaf ongeveer acht maanden. Qua gedrag en omgang zijn katten pas echt geheel volwassen ergens tussen de leeftijd van achttien maanden en vier jaar, waarbij poezen eerder uitgegroeid zijn dan katers.

Gedragsontwikkeling

Terwijl alle lichamelijke veranderingen plaatsvinden, worden ondertussen ook het gedrag en het karakter van een kitten gevormd.

De gedragsontwikkeling is afhankelijk van zowel erfelijke factoren als omgevingsfactoren. Beide invloeden zijn niet los te zien van elkaar: een bepaald gedrag ontstaat altijd door een combinatie van genetische aanleg en de benodigde omgevingsprikkels. Via de genen zijn dieren “geprogrammeerd” om op een specifieke manier te reageren als zich bepaalde situaties voordoen. De levenservaring die een kat opdoet bepaalt vervolgens, in combinatie met de genetische achtergrond  en de op dat moment optredende prikkels, of bepaald gedrag tot uitdrukking komt en in welke mate. Nestgenoten kunnen opvallend verschillend reageren en een meer of minder vriendelijk karakter ontwikkelen. Dit is grotendeels te verklaren door genetische verschillen, aangezien de omgevingsinvloeden voor deze kittens nagenoeg hetzelfde zijn.

De socialisatieperiode

Er zijn verschillende factoren van invloed op de gedragsontwikkeling van een kitten. Eén daarvan is de socialisatieperiode. De socialisatieperiode is een zeer belangrijke en bepalende levensfase: gebeurtenissen in deze periode zijn van grote invloed op de persoonlijke ontwikkeling op lange termijn. Voor katten duurt de belangrijke eerste socialisatieperiode van ongeveer  het begin van de derde week  tot acht weken leeftijd. In deze fase went een kitten bijvoorbeeld aan andere katten, mensen en andere diersoorten. Daarnaast wordt er verondersteld dat katten ook een zogenaamde tweede socialisatieperiode kennen, die doorloopt totdat de kat veertien tot zestien weken oud is.

Er is veel onderzoek gedaan naar de rol en invloed van de socialisatieperiode, onder andere naar de hoeveelheid en het soort contact dat men het beste met een kitten kan hebben. Uit dit onderzoek kwam een bijna unanieme conclusie: een kitten went het beste aan mensen als het in de eerste socialisatieperiode door verschillende personen wordt opgepakt en aangehaald. Verder moet een kitten in deze cruciale ontwikkelingsfase op een positieve manier kennismaken met zaken zoals harde geluiden, kinderen, honden, autoritjes enzovoorts om ook in zijn latere leven dit soort uitdagingen aan te kunnen.

De duur van het sociale contact met mensen speelt hierbij ook een rol: katten die als kitten langduriger op schoot zijn geweest zijn toleranter dan katten die dat kortdurend hebben meegemaakt.

Ook in de tweede socialisatieperiode zal een kitten nog veel leren wat een basis zal zijn voor het verdere leven. Zonder een succesvolle socialisatie in de kritische periode tot acht weken wordt een kitten nog niet per definitie een asociale en wereldvreemde kat. Ook op latere leeftijd kan een kat zich nog leren aanpassen aan nieuwe gebeurtenissen, dieren of personen. Dit kost echter veel tijd en moeite.

Ontwikkeling van sociale vaardigheden

Het ontwikkelen van sociale vaardigheden wordt door verschillende zaken beïnvloed:

Afkijken

Kittens leren veel van hun moeder. Een kat is erg goed in het leren door te kijken naar andere katten. Hij kan dus bepaald gedrag leren door naar het gedrag van andere katten te kijken.

Voeding

Gedrag wordt door veel factoren beïnvloed en voeding speelt daarbij een belangrijke rol. Een moederpoes die ondervoed is, brengt kittens voort met gedragsafwijkingen en een ontwikkelingsachterstand. Een beperkt leervermogen, asociaal gedrag richting andere katten en abnormaal sterke agressie of angstgevoelens zijn dan mogelijk het gevolg. Deze eigenschappen worden eventueel weer doorgegeven aan een volgende generatie. Ook kan een kitten de voedingsgewoonten en –voorkeur van het moederdier overnemen.

Castratie

Het al dan niet castreren van een kater of poes rond de puberteit heeft een grote invloed op zijn of haar toekomstige gedrag. Een volwassen intacte kater vertoont vaak agressief territoriaal gedrag en gaat sproeien. Een vroegtijdige castratie maakt van een kater doorgaans een huiselijk, aanhankelijk dier en voorkomt dat hij territoriaal katergedrag ontwikkelt.

Intensieve verzorging

Soms verandert een intensieve verpleging bij ziekte de houding van een van nature zelfstandige, afstandelijke kat: het dier wordt socialer en afhankelijker.

Met de hand grootbrengen

Het met de hand grootbrengen van een kat is een uitdaging, niet alleen voor wat betreft de lichamelijke verzorging. De nadruk ligt vaak op de voeding van het kitten, maar aan de geestelijke en gedragsmatige ontwikkeling wordt te weinig aandacht besteed. Bij katten die met de hand zijn grootgebracht, komen op latere leeftijd significant meer agressieproblemen voor. Er wordt vermoed dat de oorsprong van de latere agressie ligt in de speenfase. De kittens missen een belangrijke levensles die ze normaal van hun moeder krijgen: leren omgaan met tegenslag en frustratie. Gedurende het speenproces leert een hongerig kitten wat frustratie is: zijn moeder wijst hem af als hij komt drinken terwijl hij daar eerder juist voor beloond werd.

Spel

Ook de sociale interactie met nestgenoten lijkt een belangrijk rol te spelen in de ontwikkeling van toekomstige sociale vaardigheden. Een kitten dat opgroeit zonder contact met leeftijdgenootjes, zal op termijn weliswaar leren om banden met soortgenoten op te bouwen, maar leert de benodigde sociale vaardigheden veel langzamer dan andere kittens. Een kitten dat bij gebrek aan leeftijdsgenootjes speelgevechten voert met een mensenhand, kent bijvoorbeeld geen remming bij bijten. Een speelgenootje kan veel beter dan een mens aangeven waar de grens ligt tussen acceptabel en onacceptabel fysiek geweld. Ook het moederdier speelt bij het aanleren van deze remmingen een rol.

Sociaal speelgedrag is een nabootsing van volwassen gedrag, in een vaak overdreven en onafgemaakte vorm. Sociaal speelgedrag speelt een belangrijke rol van de vierde levensweek tot aan ongeveer dertien weken, waarna het speelgedrag afneemt. Vechtspelletjes kunnen dan soms escaleren tot serieuze gevechten, zeker in de derde maand. Spelen met voorwerpen is gedrag dat ontstaat op het moment dat de moederpoes haar kittens levende prooidieren begint te brengen.

Er is geen bewijs gevonden dat spel zou leiden tot een succesvoller jagen op volwassen leeftijd. Dit lijkt eerder beïnvloed te worden door observatie van het gedrag van de moederpoes, ervaring met prooidieren op jonge leeftijd en mogelijk ook door de strijd om een prooi tussen nestgenoten. Uiteindelijk ontwikkelen de meeste katten zich hoe dan ook tot bekwame jagers, hoewel er een voorkeur voor bepaalde prooidieren kan ontstaan.

Karakter

Het is moeilijk om gedragsontwikkeling te bespreken zonder te kijken naar het karakter van een kat. Ondanks een basisvaardigheid om op een sociale manier te reageren op mensen, tonen volwassen katten en kittens een behoorlijke variatie in hun vriendelijkheid ten opzichte van de mens, zowel tegenover bekenden als onbekenden. Zelfs kittens uit hetzelfde nest kunnen behoorlijk verschillen in hun vriendelijkheid. De één zal terughoudend zijn, terwijl een ander vol zelfvertrouwen de omgeving gaat verkennen en een derde het gezelschap van mensen zal opzoeken. Verschillen in hun reactie op de diverse sociale en omgevingsprikkels geven iedere kat zijn unieke karakter.

Sommige rassen worden omschreven door hun temperament. De Siamees bijvoorbeeld wordt geacht sociaal, aanhankelijk, gevoelig en luidruchtig te zijn; Burmezen zijn assertief en actief en de Pers is vreedzaam. Deze rasomschrijvingen geven aan dat deze karakteristieken erfelijk zijn. Ook vachtkleur speelt een rol: bekend is dat poezen met een schildpadkleur vaak wat pittiger, agressiever van karakter zijn.

PRAKTIJKVOORBEELDEN

De drie onderstaande praktijkvoorbeelden tonen de veelvoorkomende problemen bij kittens en jonge katten die bij gedragsdeskundigen op consult komen. Veel gedragsproblemen lijken te ontstaan aan het begin van de volwassenheid of op het moment dat de kat als sociaal volwassen kan worden beschouwd.  De bij kittens en jonge katten waargenomen problemen hebben meestal te maken met foutief aangeleerd gedrag en een gebrek aan vroege socialisatie.

Tommy – Agressief spelgedrag

Achtergrond

Tommy was een veertien weken oude mannelijke Burmese kruising. Hij was afkomstig uit een nestje van vijf kittens bij mensen thuis. Hij werd bij zijn nieuwe baasjes geplaatst op de leeftijd van zeven weken. Het nieuwe huishouden bestond naast Tommy uit twee volwassenen en geen andere huisdieren. Hij leefde in een appartement op de tweede verdieping zonder toegang naar buiten.

Probleem

Gedurende de eerste twee weken in zijn nieuwe huis was Tommy verdedigend agressief en teruggetrokken. Dit verbeterde snel en hij kreeg steeds meer vertrouwen: nieuwe voorwerpen en onbekenden werden met interesse onderzocht. Het probleem begon een paar weken na zijn komst. Tommy begon mensenbenen te bespringen en zijn klauwen te gebruiken tijdens het spelen. De eigenaar, die gewend was aan honden, had vanaf het begin fysieke spelletjes gedaan met Tommy. Deze spelletjes betroffen “ruw omgooien”, waarbij de eigenaar zijn hand gebruikte om een vechtende nestgenoot na te doen. Tommy vond deze spelletjes heel leuk en bleek een enorme energie te hebben. Een paar weken voor het consult aan de expert was het krabgedrag geëscaleerd tot bijten en hij probeerde zichzelf niet alleen op de eigenaren te storten, maar op iedereen die in het appartement kwam. Tommy racete met grote snelheid over de meubels, ongeacht de mensen die daar toevallig zaten. De eigenaresse bleek bij dit gedrag zijn favoriete doelwit te zijn. Zij was al enkele keren ernstig gekrabd en als gevolg daarvan reageerde ze erg fel als ze werd aangevallen.

Oorzaak

Tommy was een nieuwsgierig kitten met een enorme behoefte aan uitdaging. Hij had (via zijn fysieke spelletjes met de eigenaar) geleerd dat bij spelgevechten en jaagspelletjes de mens een vervanging voor nestgenootjes was. Heftige spelletjes waren enorm opwindend, precies gedurende de tijd in zijn ontwikkeling dat zijn nestgenoten zijn gedrag zouden hebben afgeremd door ofwel terug te bijten of door het spel te stoppen. Wat hij daarvoor echter in de plaats kreeg, was een reactie van zijn eigenaren die hij bijster opwindend vond, wat zijn wens om dit gedrag voort te zetten alleen maar stimuleerde. De aandacht van de eigenaren was lonend en stimulerend, en daarom werd ieder gedrag dat een reactie uitlokte (zoals het aanvallen en over mensen rennen) aangeleerd gedrag.

Straf is ineffectief, vooral in dit soort gevallen. Tommy had het grootste deel van zijn agressieve gedrag op de eigenaresse gericht omdat zij het meest reageerde. Zo leerde hij interpreteren, hoewel foutief, wat acceptabel en lonend gedrag was.

Gedragsveranderingsprogramma

Om dit soort gedrag af te leren is een programma gericht op het onthouden van beloning essentieel.

Tommy had nog steeds een enorme behoefte aan zowel fysieke als mentale stimulatie. Daarom was de basis van de gebruikte gedragsaanpassende technieken het aanbieden van alternatieve activiteiten, terwijl het ongewenste gedrag moesten worden genegeerd.

Tommy kreeg allereerst andere voeding. Na een geleidelijke overgangsperiode kreeg hij voortaan droogvoer in brokjesvorm voor jonge katten. De brokjes konden op verschillende plekken in het appartement worden verspreid, wat Tommy ertoe zette om op voedseljacht uit te gaan. Terwijl hij gewend raakte aan het concept, werd het verkrijgen van zijn voedsel steeds uitdagender.

Alternatieve spelletjes werden gespeeld op de tijden dat Tommy gewoonlijk actiever was. Met een speeltje aan een vishengel werd prooi gesimuleerd waarop hij moest jagen. Dit zorgde ervoor dat het spel geheel losgekoppeld werd van het lichaam van de eigenaren.

Kartonnen dozen, papieren zakken en buizen werden gebruikt om veranderende, afbreekbare speeltoestellen te bouwen die betreden en beklommen konden worden. Op diverse plaatsen in de toestellen werd gedroogd kattenkruid gelegd als alternatieve beloning (dit kan een opwindend effect op sommige katten hebben, dus uit voorzorg werd dit alleen gebruikt als de eigenaren er niet waren).

De eigenaren kregen de instructie om agressief gebijt, gekrab en over mensen heen rennen, te negeren. Hun werd gevraagd geen oogcontact te maken, niet te bewegen en geen enkele emotie te tonen. Er werd afgesproken dat de eigenaresse voldoende stevige, beschermende kleding zou dragen om in staat te zijn het gedrag te negeren.

De eigenaren mochten alleen fysiek contact met Tommy hebben als hij kalm lag te rusten. Dit betrof dan aaien, maar slechts voor korte periode. Hij werd voornamelijk aangemoedigd om met ze op de bank te zitten.

Resultaten

De resultaten waren bijzonder bemoedigend en de eigenaren leerden zich te ontspannen. Tommy werd beloond voor acceptabel gedrag en hij ontwikkelde zich tot een actieve maar niet-agressieve kat ten opzichte van mensen. Het gezin verhuisde naar een nieuw huis en Tommy genoot intens van zijn nieuwe leven dat zich nu ook deels buitenshuis afspeelde.

Joey & Jessie – Nerveuze kittens

Achtergrond

Broer Joey en zus Jessie waren ongeveer vijf maanden oude, kortharige huiskatten. Het nestje was buitenshuis geboren en de moederpoes was een huiskat die goed met mensen was gesocialiseerd. Er was geen bewijs dat de kittens met mensen contact hadden gehad gedurende de kritische socialisatieperiode tot zeven weken. Op de leeftijd van ongeveer acht à tien weken hebben ze elders onderdak gekregen en zijn vervolgens herplaatst. Nu leven ze in een tweekamerflat op de begane grond.

Probleem

De kittens bleken bijzonder nerveus toen ze in de flat kwamen. Ze verstopten zich achter keukenapparatuur en ze verdedigden zich agressief als ze achter de koelkast vandaan werden gehaald.

Oorzaak

Het is belangrijk dat een kat de kans krijgt om als jong kitten te leren omgaan met uitdagingen en in aanraking komt met allerlei verschillende dingen en situaties. Zo niet, dan kan hij zich ontwikkelen tot een kat die niet met nieuwe dingen kan omgaan en extreem kan reageren op veranderingen. Iedere nieuwe situatie kan dan beangstigend en stressvol zijn, aangezien er geen eerdere ervaring is opgedaan en niet de juiste reactie is geleerd.

Alhoewel beide kittens de eerste zeven weken van hun leven geen contact met mensen hadden gehad, waren het van nature vrij nieuwsgierige en sociale katten. Door ze voorzichtig te laten wennen aan het plezier van menselijk gezelschap, door iedere interactie met mensen plezierig en niet-bedreigend te maken, werden beide minder reactief op de aanwezigheid van de eigenaar. Bij dit proces waren andere mensen nodig om ervoor te zorgen dat ze niet slechts in één persoon vertrouwen gingen ontwikkelen, maar ook in anderen. Ze moesten ook nieuwe uitdagingen ervaren om hun zelfvertrouwen op alle gebied op te bouwen.

Gedragsveranderingsprogramma

Het werd de kittens toegestaan in de slaapkamer, de gang en de woonkamer te zijn als de eigenaar thuis was, waarbij van te voren gezorgd was dat de haard en andere mogelijke gevaren afgeschermd waren. De keuken was “verboden toegang”. Als de eigenaar niet thuis was, werden de kittens in de slaapkamer opgesloten.

Een groot speeltoestel werd in de woonkamer gezet op een plek van waaruit de kittens de totale kamer konden overzien en naar buiten konden kijken. Het toestel bood ook plekken waarin de kittens konden schuilen als ze zich bedreigd voelden.

Kartonnen dozen met uitgeknipte gaten werden in de gang en de woonkamer gezet om de kittens een veilige plek te geven om zich te verstoppen als ze zich bedreigd voelden. Als Joey of Jessie een favoriete verstopplek vonden, werd dit gerespecteerd en niet verstoord om ervoor te zorgen dat deze plek beschouwd ging worden als veilig.

De eigenaresse werd gevraagd om zoveel mogelijk met de kittens te spelen door gebruik te maken van prooien aan hengels. Ze mocht geen oogcontact maken en moest de kittens aanmoedigen de spelletjes te spelen. Zij moest daarbij het speeltje op of dichtbij haar lichaam plaatsen. Op het moment dat het kitten was afgeleid door het speeltje, kon ze het hele lichaam of delen ervan gaan aaien, beginnend bij het hoofd en van daaruit over het lichaam. Gedroogd kattenkruid werd gebruikt om de kittens dichter bij haar lichaam te lokken.

Als het aaien goed verdragen werd, moest de eigenaar zich focussen op het ontwikkelen van het concept van “beperking”. Dit betrof het zachtjes vasthouden gedurende een paar seconden, gevolgd door meteen loslaten en meer aaien. Het zachtjes vasthouden werd voortgezet tot het “wegen” van het kitten en daarna tot het optillen ervan gedurende steeds langere periode. Het uiteindelijke doel was om beide kittens te kunnen optillen en tegen haar lichaam te houden.

De eigenaar werd gevraagd gewoon rond te lopen in huis zodat de kittens gewend raakten aan normale geluiden en bewegingen van volwassen mensen. Voordien had ze rondgeslopen en dit had eerder voor spanning gezorgd dan dat het de kittens gerust stelde.

Als één van beide kittens angstig reageerde, dan moest ze dat kitten negeren om ervoor te zorgen dat de negatieve emotie niet werd versterkt. De eigenaar werd ook verteld om beide kittens het contact te laten leggen met haar in plaats van andersom.

Resultaten

Na een programma van acht weken was beide kittens het gebruik van een kattenluik aangeleerd, en ze brachten korte periodes buitenshuis door als de eigenaar thuis was. Ze kwamen geregeld bij haar om aandacht vragen en Joey werd zelfs een schootkat!

Daisy & Luna – Onzindelijkheidsproblemen binnenshuis

Achtergrond

Daisy en Luna waren Abessijnse poezen van vijf maanden oud. Ze werden op een leeftijd van twaalf weken verkregen en kwamen te wonen in een groot huis met zes verdiepingen in de binnenstad. Ze werden als binnenkatten gehouden, eerst met vrije toegang tot het hele huis, met een enkele kattenbak in de keuken.

Probleem

Na een paar dagen was er een ongelukje waarbij urine werd aangetroffen op de mat in de badkamer op de vierde verdieping. Er waren verder geen “ongelukjes” tot ongeveer een maand later toen één van de kittens urineerde op het dekbed in de hoofdslaapkamer tijdens een spannend spel. Sindsdien is urine en ontlasting aangetroffen van één of beide kittens op verschillende bedden en kleden. De bewegingsvrijheid van de kittens werd daarop beperkt tot de keuken, de eetkamer en de kelder en een extra kattenbak werd in de keuken geplaatst. Ze bleven echter ontlasten op delen van kleden in de kelder terwijl de kattenbak ook af en toe gebruikt werd.

Oorzaak

Dit gebouw was extreem groot qua vloeroppervlak, en door de kittens volledige toegang tot het huis te geven op jonge leeftijd, kregen ze soms aandrang om te plassen of te poepen op plekken zonder directe beschikking van een fatsoenlijke kattenbak. Onder deze omstandigheden zal een volwassen kat zijn behoefte vaak ophouden en dringend op zoek gaan naar die enkele bak om zich te kunnen ontlasten. Kittens hebben echter nog niet dezelfde mate van controle over hun blaas en darmen en “ongelukjes” zijn dan ook een bijna niet te voorkomen. Het gebruik van een kattenbak met los grit was nog geen goed geconditioneerde reflex bij deze kittens. Daarom was de stap om alternatieve plekken en bodems te gaan gebruiken snel gezet, en ontstond een nieuw gedragspatroon.

Gedragsveranderingsprogramma

Het doel was om gebruik van de bak zo aantrekkelijk en toegankelijk mogelijk te maken. Het was ook nodig om ervoor te zorgen dat het gebruik van deze bakken goed ingeprent was voordat de kittens weer in de rest van het gebouw werden toegelaten. De leefruimte van de kittens werd beperkt tot de keuken en de kelder gedurende acht weken.

Een fijn grit werd geplaatst in de ene bak, en het oorspronkelijke product in de andere om te zien of er een voorkeur zou zijn. Ontlasting en klonters werden twee keer per dag verwijderd en de bak werd éénmaal per week geheel verschoond.

Een kattenbak met kap werd ook neergezet om te kijken of dit aantrekkelijk bleek te zijn. Twee bakken werden in de keuken geplaatst, en één in de kelder. Alle bakken stonden op voldoende afstand van de plek met etensbakjes.

Bevuilde plekken in kleden en beddengoed werden schoongemaakt en de urinelucht geneutraliseerd. Waar mogelijk werd beschadigd tapijt weggerold en werden de onderkant van het tapijt en de vloer ook behandeld. Meubels werden verplaatst en op plekken gezet waar het voorheen vaak mis ging om de aanblik van de ruimtes te veranderen en om de toegang tot die plekken te verhinderen.

Ook hier werden papieren zakken en kartonnen dozen geadviseerd om een interessante en afwisselende omgeving te creëren en om onderzoekend gedrag te stimuleren. Het gezin werd aangemoedigd veel met de kittens te spelen.

Resultaten

De kittens vielen terug op een normale routine van ontlasting, waarbij ze voorkeur hadden voor de kattenbak met kap in de keuken en de open bak in de kelder. Het fijne grit werd meer gebruikt, dus werden alle drie de bakken daarmee gevuld. Langzaam werden meerdere ruimtes in huis opengesteld voor de kittens, beginnend met de trap tussen de bovenste vier verdiepingen. Uiteindelijk bleven slechts drie deuren (naar voormalige speelplekken en de hoofdslaapkamer) gesloten en de kittens konden verder vrij rondlopen. De tweede bak uit de keuken werd op de bovenste verdieping geplaatst om een terugval naar het ongewenste onzindelijke gedrag te voorkomen. Daisy en Luna zijn nu volwassen en gebruiken de bakken consequent.