Sluiten

Anemie (bloedarmoede) bij de kat

Een kat met bloedarmoede (anemie) heeft te weinig rode bloedcellen in zijn bloed. Katten zijn erg gevoelig voor bloedarmoede en de meeste dierenartsenpraktijken zien regelmatig katten met bloedarmoede op het spreekuur. De rode bloedcellen van de kat gaan minder lang mee (70 dagen), dan die van andere zoogdieren (bijvoorbeeld 110 tot 120 dagen bij de hond en de mens). Hierdoor kan er bij de kat sneller bloedarmoede ontstaan. 

Verschillende soorten bloedarmoede

Bloedarmoede kan generatief of niet-generatief zijn, afhankelijk van hoe de bloedarmoede ontstaat:

  • Een niet-regeneratieve bloedarmoede is herkenbaar aan het feit dat er geen nieuwe rode bloedcellen worden gevormd in het beenmerg. Dit duidt vaak op een onderliggende aandoening in het lichaam of een probleem in het beenmerg.
  • Wanneer de bloedarmoede regeneratief is, betekent dit dat het beenmerg op de juiste manier reageert op de bloedarmoede. Het gebrek aan rode bloedcellen stimuleert de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen. Een regeneratieve bloedarmoede kan het gevolg zijn van bloedverlies of bloedafbraak, waarbij de rode bloedcellen stuk worden gemaakt.

Bij de kat is bloedarmoede meestal niet-regeneratief.

Daarnaast kunnen er nog talloze andere oorzaken van bloedarmoede zijn bij de kat. Dit maakt het stellen van de diagnose behoorlijk lastig. Neem bijvoorbeeld bloedafbraak als gevolg van feline infectieuze anemie (FIA). Hierbij ontstaat bloedarmoede door beschadiging van rode bloedcellen. Dit leidt normaal gesproken tot een regeneratieve anemie. Is de kat echter ook besmet met het kattenaidsvirus (FIV), dan kan dit virus de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen remmen, waardoor er een niet-regeneratieve anemie ontstaat. Kijk voor meer informatie bij "Voorbeelden van oorzaken van bloedarmoede bij de kat".

Verschijnselen van bloedarmoede

Een veelvoorkomend symptoom bij bloedarmoede bij de kat is bleke slijmvliezen, goed zichtbaar aan het tandvlees. Wanneer er een heel ernstige afbraak van rode bloedcellen heeft plaatsgevonden, kan het slijmvlies ook geel verkleuren.

Katten met een ernstige bloedarmoede kunnen verzwakt zijn, hebben vaak een verhoogde hartslag en een versnelde ademhaling. Sommige katten gaan plotseling afwijkend eetgedrag vertonen. Ze willen ineens allerlei ongewone voedingsmiddelen eten en kunnen gaan likken aan muren of straattegels, kattenbakvulling en eventueel ontlasting opeten.

Katten kunnen ook symptomen vertonen van een onderliggende aandoening die kan leiden tot bloedarmoede, zoals chronische nierproblemen of FIP (Feline Infectieuze Peritonitis, een virusziekte). Katten die te maken krijgen met een plotseling sterk verlaagd aantal rode bloedcellen, kunnen ernstigere symptomen van anemie laten zien dan katten die de bloedarmoede langzaam ontwikkeld hebben.

Het stellen van de diagnose bloedarmoede

Bloedarmoede wordt vastgesteld op basis van het vinden van te weinig rode bloedcellen in een bloedmonster van de patiënt. Katten met bloedarmoede hebben een verlaagde hemoglobineconcentratie (hemoglobine = bloedeiwit) en een verlaagd aantal rode bloedcellen.

De volgende stap in het onderzoek naar bloedarmoede bij de kat is om vast te stellen of de bloedarmoede regeneratief is of niet.

Vroeger werd een bloeduitstrijkjes onder de microscoop bekeken, tegenwoordig gebeurt bloedanalyse met behulp van een automaat. Veranderingen in de bloedwaarden die duiden op de vorming van nieuwe rode bloedcellen zijn onder andere de aanwezigheid van rode bloedcellen van verschillende grootte en de aanwezigheid van jonge, nog onvolwassen rode bloedcellen. Deze onvolwassen rode bloedcellen, reticulocyten genaamd, zijn in een bloedpreparaat te zien met behulp van een speciale kleuring, en laten zien of er sprake is van een actieve productie van rode bloedcellen door het beenmerg. Daarnaast geven ze informatie over het karakter van de bloedarmoede, regeneratief (met een groot aantal reticulocyten) of niet-regeneratief (slechts enkele of geen reticulocyten). De reticulocyten kunnen ook met behulp van het bloedanalyse-apparaat worden bepaald.

Omdat zowel het feline leukemievirus (FeLV) als het kattenaidsvirus (FIV) tot bloedarmoede kunnen leiden, moeten alle katten met bloedarmoede eigenlijk getest worden op de aanwezigheid van deze virussen. Als de kat nog andere symptomen vertoont, is soms nog verder onderzoek nodig naar de oorzaak hiervan. De oorzaak kan een infectie met het feline parvovirus zijn of samenhangen met de aanwezigheid van Mycoplasma haemofelis (feline infectieuze anemie, in het verleden Haemobartonella felis genoemd) in combinatie met aandoeningen van het immuunsysteem.

Wanneer het vermoeden bestaat dat er sprake is van een orgaanaandoening, zoals nierfalen, dan is specifiek onderzoek naar de werking van de organen nodig. Dit kan bestaan uit een bloed- of urineonderzoek, een röntgenfoto, een echo etc. Bij een verdenking op beenmergproblemen, is het nemen van beenmergbiopten vaak nodig voor het stellen van de diagnose. Deze biopten kunnen uit het voorbeen genomen worden (uit het opperarmbeen) of uit het achterbeen (dijbeen of heupbeen). De kat moet hiervoor wel onder narcose worden gebracht.

De behandeling

De behandeling van bloedarmoede bij de kat, bestaat vooral uit het aanpakken van de onderliggende oorzaak. Een antibioticumtherapie kan noodzakelijk zijn, wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een Mycoplasma haemofelis infectie. Katten met bloedarmoede als gevolg van een bloeding hebben vaak een ondersteunende therapie nodig om het verlies aan vocht (wat leidt tot shock) tegen te gaan. Ze moeten een vochtinfuus krijgen. Soms is het eigen afweersysteem van de kat betrokken bij de afbraak van de rode bloedcellen. In dat geval zijn ontstekingsremmers nodig om de ongewenste afweerreactie te onderdrukken.

Het is mogelijk om een bloedtransfusies bij katten uit te voeren. Dit kan een levensreddende maatregel zijn bij ernstige anemie, het moet echter wel met de nodige voorzichtigheid gebeuren. In het bloed van de kat kunnen namelijk antilichamen aanwezig zijn die de rode bloedcellen van een andere kat afbreken. De bloedgroepen van de donor en ontvanger kat moeten dus bij elkaar passen en dit moet vooraf gecontroleerd worden. Hiervoor bestaan eenvoudige en snelle tests die met behulp van een klein bloedmonster de samenstelling van het bloed in kaart brengen.

Voorbeelden van oorzaken van bloedarmoede bij de kat

Bloedverlies
Bloedverlies kan ontstaan na een verwonding als gevolg van een aanrijding of een val van grote hoogte. Inwendige bloedingen kunnen ook veroorzaakt worden door tumoren. Een ernstige besmetting met vlooien of luizen bij kittens kan leiden tot bloedarmoede. Tot slot kan er bloedverlies optreden in het maagdarmkanaal of de urinewegen, wanneer deze aangetast worden door een ziekte.

Bloedafbraak (hemolyse)

  • Infecties, bv. FeLV (Feline Leukemie Virus), Mycoplasma haemofelis infectie, FIP (Feline Infectieuze Peritonitis)
  • Als gevolg van bepaalde medicijnen, tumoren, erg laag bloedfosfaatgehalte
  • Aantasting van de rode bloedcellen (bijvoorbeeld na het voeden van babyvoeding met een hoog gehalte aan uien (uienvergiftiging), paracetamolvergiftiging en bij suikerziekte (ketoacidose, waarbij de kat veel te snel ademt), een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie) en lymfeklierkanker (lymfoom). 
  • Een bloedtransfusie met onverenigbaar bloed
  • Afbraak van rode bloedcellen van kittens na de geboorte. Dit kan optreden wanneer een poes met bloedgroep B, kittens werpt met bloedgroep A en deze kittens via de eerste moedermelk (de biest) antilichamen tegen bloedgroep A opnemen die hun rode bloedcellen afbreken. Dit leidt tot bloedarmoede en wegkwijnende (fading) kittens. 
  • Aangeboren afwijkingen (zeldzaam). Bij de Abessijn en Somali komt een aandoening voor waarbij de rode bloedcellen erg instabiel worden doordat het membraan van deze cellen een te grote doorlaatbaarheid heeft (osmotische fragiliteit). Hierdoor wordt de levensverwachting sterk verlaagd. Een andere aandoening bij de Abessijn en Somali is Pyruvaat Kinase Deficiëntie (PK Def). Rode bloedcellen hebben het enzym pyruvaat kinase nodig voor hun energiehuishouding. Een tekort aan dit enzym, leidt tot een energietekort en een vroegtijdig afsterven van de rode bloedcel. Beide aandoeningen lijken qua symptomen erg op elkaar, maar kunnen via een eenvoudige test van elkaar onderscheiden worden.
    Een andere erfelijke aandoening die soms is  waargenomen bij onder andere de Siamees is porfyrie. Bij deze aandoening maakt de lever een bepaald enzym onvoldoende aan. Dit enzym is nodig voor de productie van hemoglobine, het eiwit in de rode bloedcel dat zuurstof aan zich bindt en vervoert. Bij een gebrek aan dit enzym, hopen voorlopers van het hemoglobine zich op in het bloed. Dit is porfyrine. Het lichaam scheidt de porfyrine vervolgens uit via de urine die daardoor roodbruin verkleurt. Ook de tanden kunnen verkleuren bij porfyrie.

Niet-regeneratieve bloedarmoede

  • Primaire beenmergaandoening, zoals rode bloedcel aplasie, waarbij het beenmerg geen rode bloedcellen meer aanmaakt. Of pancytopenie (mogelijk als gevolg van FeLV, FIV of een infectie met het parvovirus), waarbij er door de verminderde werking van het beenmerg een tekort ontstaat aan alle bloedcellen: de rode, de witte en de bloedplaatjes. Tot slot kunnen beenmergaandoeningen leiden tot abnormale rijping van beenmergcellen en leukemie.
  • Algemene oorzaken van beenmergdepressie, zoals chronisch nierfalen (wanneer de nieren niet in staat zijn voldoende erytropoiëtine te produceren, wordt het beenmerg niet gestimuleerd tot de productie van rode bloedcellen), bloedarmoede als gevolg van chronische ziekte (veel aandoeningen hebben een daling van de rode bloedcelproductie tot gevolg, waardoor een milde bloedarmoede ontstaat) en door FeLV- of FIV veroorzaakte niet-regeneratieve anemie.