Cavia
Cavia’s zijn gezellige knaagdieren die goed tam kunnen worden en zelden bijten. Hun verzorging is niet moeilijk, wel is het belangrijk om te zorgen voor de juiste voeding en voldoende knaagmateriaal. Cavia’s hebben gezelschap nodig van andere cavia’s, houd ze daarom niet in hun eentje. Geef uw cavia’s de ruimte, beweging is goed voor hun gezondheid.
Kies het juiste dier voor uw situatie: lees vóór het kopen eerst of de cavia het huisdier is dat u zoekt.
Algemeen
De cavia, Cavia porcellus, is een knaagdier dat veel als huisdier gehouden wordt. Hij is waarschijnlijk ontstaan uit de wilde cavia, Cavia aperea. Al zo’n 9000 jaar geleden werd deze wilde cavia door de Inca’s gebruikt voor het vlees en voor diverse rituelen. Later is de cavia gedomesticeerd en verder ontwikkeld tot het dier dat we nu als huisdier kennen.
Cavia’s hebben een langwerpig, wat plomp lichaam met korte pootjes en kleine oortjes en ze hebben geen staart. Ze planten zich snel voort. Een volwassen cavia kan dertig centimeter lang worden en weegt meestal zo’n 700 tot 1200 gram. Een zeugje (vrouwtje) weegt vaak wat minder dan een beertje (mannetje).
Cavia’s zijn echte planteneters en hebben een gebit met doorgroeiende tanden en kiezen. Ze kunnen zelf geen vitamine C aanmaken en moeten dit daarom via speciaal voer of bijvoorbeeld via tabletjes binnenkrijgen. De gemiddelde levensverwachting van een cavia ligt tussen vier en acht jaar.
Verschillende varianten
Er zijn verschillende rassen cavia’s, die van elkaar verschillen in vachttype en kleur. Een aantal vachttypen zijn Gladharig, Teddy (met rechtopstaande, zachte haartjes), Rex (met stugge, rechtopstaande en iets gekrulde haartjes), Borstelharig(met iets langer haar en overal op het lichaam kruinen of ‘rozetten’) en Gekruind (gladharig met een kruin op de kop). Er bestaan ook langharige cavia’s, zoals de ‘Sheltie’ en de ‘Coronet’ met lange, gladde haren op het lichaam, de ‘Peruvian’ die ook lange haren op zijn kop heeft en de Texel of Tessel die een dichte, gegolfde vacht heeft die vooral achteraan erg lang is. Deze vachten zijn bewerkelijk, kunnen soms het zicht en de beweging hinderen en maken dat de cavia meer verzorging nodig heeft.
Er zijn ook cavia’s zonder vacht: de Skinny, met alleen wat haar op de snuit tussen neus en ogen en op de voeten en benen, en de Baldwin, die meestal helemaal kaal is (hooguit met nog iets haar op de voeten) en vaak ook geen of weinig snorharen heeft. Dat laatste betekent dat hij een voor cavia’s belangrijk tastorgaan mist. De Skinny cavia wordt vrijwel zonder haar geboren en blijft zo; de Baldwin cavia wordt geheel behaard geboren maar begint al in de eerste week van voor naar achteren zijn haren te verliezen tot hij na zo’n twee maanden helemaal kaal is. Hun huid voelt rubberachtig aan en ze hebben het sneller koud doordat de isolerende vacht ontbreekt.
Er bestaan overigens ook Cuy cavia’s, dit is een variant die in Zuid-Amerika gefokt is voor het vlees. Deze worden groter en zwaarder, zijn meestal schrikachtiger en minder tam en worden vaak minder oud. Ze zijn daardoor minder geschikt om in huis te houden.
Van nature
De wilde cavia komt voor op open vlaktes in Zuid-Amerika. De dieren leven daar in groepen met een strikte rangorde. Cavia’s zijn een groot deel van de dag bezig met het zoeken naar voedsel en zijn daarbij vooral actief in de ochtend- en avondschemering. Ze rusten in de beschutting van de begroeiing, zoals in hoog gras en struikgewas. Ze communiceren met elkaar via allerlei geluiden. Cavia’s eten, net als onder andere konijnen, een deel van hun keutels direct uit de anus op (dit heet coprofagie). Dit zijn speciale keutels waarin belangrijke voedingsstoffen zitten.
Huisvesting
Cavia’s zijn groepsdieren, dus het is belangrijk hen met soortgenoten te houden. Er zijn verschillende combinaties mogelijk. Een paartje kan, maar om ongewenste nestjes te voorkomen moet tenminste één van beide dieren (vaak het mannetje) onvruchtbaar gemaakt zijn. In geval van een gecastreerd mannetje is het raadzaam om de dieren zes tot acht weken na de ingreep te scheiden om dracht alsnog te voorkomen. Ook een combinatie van een (gecastreerd) beertje met twee of meer zeugjes werkt over het algemeen goed. Twee of meer zeugjes bij elkaar is eveneens mogelijk, waarbij de dieren liefst vanaf jonge leeftijd bij elkaar zitten. Hetzelfde geldt voor twee beertjes die vaak goed kunnen samenleven zolang ze maar van jongs af aan bij elkaar zitten en ze geen vrouwtjesdieren kunnen zien of ruiken. Houd er rekening mee dat dieren die normaal goed samengaan ruzie kunnen krijgen als één van beide ineens anders ruikt door bijvoorbeeld dierenartsbezoek. U kunt dat voorkomen door beide dieren mee te nemen.
Door de rangorde binnen een groep cavia’s kunnen niet alle cavia’s zonder problemen bij elkaar in een hok leven. Cavia’s die elkaar niet kennen zullen eerst de onderlinge rangorde moeten bepalen. Het is daarbij belangrijk om de dieren langzaam aan elkaar te laten wennen en goed op te letten of het wel goed blijft gaan. Dieren die niet goed samengaan en blijven vechten kunnen beter permanent gescheiden worden; men kan dan voor ieder één of meer andere cavia’s zoeken waarmee het wél klikt of besluiten één of beide dieren te herplaatsen zodat ze niet alleen hoeven te blijven.
Een caviaverblijf moet groot genoeg zijn om de dieren genoeg beweging te geven en om het voor de dieren interessant te kunnen inrichten. U kunt kiezen voor een groot hok, een hok met daaraan een vaste, continu toegankelijke ren of alleen een ren met inrichting. Houd voor twee cavia’s een totale oppervlakte aan van tenminste 0,9 vierkante meter (m2). Voeg voor elke extra cavia 0,3 m2 toe. Reken hierbij met de binnenmaten, dus met het vloeroppervlak, van de kooi. Uit ervaringen van caviahouders blijkt dat de dieren veel actiever zijn als ze een groter, goed ingericht verblijf hebben. Groter is dus altijd beter.
Cavia’s kunnen niet goed klimmen of hoog springen, dus het hok hoeft niet hoger te zijn dan 50 centimeter. Bij een hoger hok kunt u wel werken met verdiepingen. Grote hoogteverschillen kunnen echter risico’s opleveren omdat de dieren geen diepte kunnen schatten en zich snel bezeren als ze vallen. Maakt u verdiepingen, maak daar dan een voldoende hoge rand aan of laat de hoogte geleidelijk toenemen en gebruik brede loopplanken. Gebruikt u verdiepingen om aan de minimaal geadviseerde oppervlakte te komen, houd dan aan dat één van de verdiepingen tenminste 120 x 60 cm groot is.
Kiest u voor een hok met een ren eraan vast, haal dan het deurtje uit het hok en zorg ervoor dat de cavia’s veilig tussen de ruimtes heen en weer kunnen lopen, bijvoorbeeld met een bruggetje of loopplank. Houd er rekening mee dat cavia’s doorgaans niet zindelijk worden, dus kies voor de ren een ondergrond die goed schoon te houden is.
De optimale omgevingstemperatuur ligt voor behaarde cavia’s tussen de 18 en 21 graden Celsius. De ideale temperatuur voor haarloze cavia’s ligt hoger, rond 22-24 graden. Zorg ervoor dat de temperatuur ’s nachts voor hen niet te laag wordt. Een verblijf voor haarloze cavia’s kan het beste op een verhoging boven vloerniveau gezet worden zodat er geen optrekkende kou van de grond komt.
Het is belangrijk om tocht te vermijden. Zorg ook dat de temperatuur niet boven 26 graden komt; cavia’s raken namelijk snel oververhit. Zet een binnenverblijf dus nooit in de directe zon. Zet het verblijf niet dicht bij geluid producerende apparaten zoals televisie of geluidsboxen en vermijd harde ultrasone geluiden. De cavia’s kunnen daar stress van ondervinden omdat zij dit soort geluiden kunnen horen.
Als bodembedekking kunt u het beste een stofvrije bodembedekking kiezen die vrij is van irriterende geur- en kleurstoffen. Voorbeelden van geschikte bodembedekking voor cavia’s zijn hennepvezel of bedding op basis van papier. Eventueel kan een bodembedekking van bijvoorbeeld vocht opnemende fleecekleden gebruikt worden. Zaagsel (houtvezel) wordt ook veel gebruikt, maar kies dan voor ontstoft zaagsel. Er zijn aanwijzingen dat zaagsel van naaldhout op termijn ongezond zou kunnen zijn; kies daarom liever voor ook ontharst zaagsel of zaagsel van loofbomen. Pas wel op dat de cavia geen grote hoeveelheden van de bodembedekking opeet; dat kan verstopping geven. De bodembedekking mag ook niet te scherp of hard zijn omdat het dan de voetzolen kan irriteren, en bij haarloze cavia’s ook de huid. Kies bij langharige cavia’s bodembedekking die niet in de vacht blijft hangen; zaagsel is in deze gevallen zeker ongeschikt.
Cavia’s zijn prooidieren en moeten zich kunnen terugtrekken op een beschutte plek om zich veilig te voelen. Zorg dat er genoeg schuilplaatsen in het verblijf zijn, bij voorkeur eentje meer dan het aantal dieren zodat ze altijd kunnen kiezen. Geef haarloze cavia’s elk een slaapzakje waarin ze zich warm kunnen houden. Eventueel kan een klein formaat slaaphuisje van een materiaal dat de warmte binnenhoudt, zoals hout, ook dienstdoen om zich in terug te trekken om warm te blijven.
In het verblijf moeten een of meerdere drinkflesjes of drinkbakjes en voerbakjes aanwezig zijn. Richt het verblijf verder zo in dat de cavia’s genoeg te doen hebben, bijvoorbeeld met tunneltjes, knabbeltakken, een berg hooi en voerverrijking.
Wilt u cavia’s die binnen gehouden worden bij mooi weer enkele uren in een ren buiten laten lopen, zorg dan voor bescherming tegen roofdieren en weersinvloeden (zie ook ‘Cavia’s permanent buiten houden’). Geef de dieren ook schuilplaatsen in de ren zodat ze zich veilig voelen. Houd haarloze cavia’s uit direct zonlicht omdat ze snel verbranden. Ook zijn ze extra gevoelig voor tocht. Laat hen niet te lang buiten en alleen als het voldoende warm is.
Cavia’s permanent buiten houden
Sommige mensen kiezen ervoor om hun cavia’s buiten te houden. Denk dan wel goed na over de huisvesting want cavia’s kunnen niet zo goed tegen flinke kou, maar ook niet tegen hitte. Haarloze cavia’s kunnen niet buiten gehuisvest worden. Cavia’s kunnen zich beter warm houden als er meerdere dieren bij elkaar zitten; ga uit van minimaal vier dieren als u ze in de winter buiten wilt houden. Laat de cavia’s bij voorkeur in het late voorjaar voor het eerst naar buiten gaan, zodat ze langzaam kunnen wennen aan de koudere buitentemperatuur.
Voor een buitenverblijf voor vier cavia’s heeft u een totale oppervlakte nodig van tenminste 2 m2 maar liever groter, want de dieren moeten ruimte hebben om actief te zijn en zichzelf zo ook beter warm te houden. Het is belangrijk dat ze een goed isolerend, wind- en waterdicht schuilhok hebben, met in de winter een extra dikke laag bodembedekking en hooi. Het schuilhok moet voldoende plaats bieden voor de cavia’s, voerbakjes en veel hooi. Het moet ook niet te groot zijn omdat de cavia’s het dan niet met hun eigen lichaamswarmte kunnen opwarmen. Kiest u voor een groter schuilhok of een schuurtje, zet daar dan nog enkele slaaphokjes in die groot genoeg zijn voor meerdere dieren samen. Het beste is als de bodem van het hok wat hoger is dan de grond zodat de kou niet optrekt.
Cavia’s kunnen slecht tegen vocht, het schuilhok en/of de slaaphokjes moeten daarom wel voldoende ventilatie hebben om te zorgen dat het er niet vochtig wordt door de adem van de dieren en condens. Houd ook de bodembedekking in het schuilhok goed droog door natte plekken dagelijks weg te halen.
De rest van het verblijf kan dan bestaan uit een ren en/of een meer open hok. Daar moet voldoende schaduw zijn tegen de hitte in de zomer, maar ook een deel zon. Om schaduw te bieden kunt u een schaduwdoek spannen of een zonnescherm gebruiken. Zet het schuilhok zo dat het in de zomer niet in de directe zon staat, want dan warmt het er snel op.
Zorg dat tenminste de helft van de ren is afgeschermd tegen neerslag. De bodem in de ren moet goed water doorlaten zodat het niet te nat wordt. Het kan verstandig zijn om het deel van de ren aan de windzijde aan de onderkant af te schermen als bescherming tegen kou, in elk geval in de winter. Gebruikt u een hok met gaasgedeeltes, zoals een konijnenhok, dan kan het verstandig zijn om het gaas in de winter af te dekken met plexiglas. Maak aan de randen wel wat luchtgaten voor de ventilatie.
Maak het verblijf bestand tegen zowel uitbreken van de cavia’s als inbreken van roofdieren als honden en katten maar ook ratten of marters. Sluit de ren ook van boven af.
Zet voerbakjes en drinkwater in het overdekte gedeelte en in de winter in het schuilhok. Richt het verblijf in met schuilmogelijkheden, zoals tunnels of bruggetjes, en verrijking, zoals wilgentakken om aan te knabbelen. Grotendeels gesloten schuilhokjes die in de ren staan worden in de zomer snel te heet, kies daarom daar voor meer open schuilplekken.
Verzorgen en hanteren
De bodembedekking moet minstens eens per week verschoond worden. Haal vieze en natte plekken dagelijks weg. Haarloze cavia’s produceren vaak meer ontlasting en urine omdat ze meer energie verliezen door het gebrek aan een vacht. Daardoor eten en drinken ze meer en zult u vaker moeten verschonen. Ververs dagelijks het water en haal oude restjes groente en fruit weg. Maak drinkflesjes en voerbakjes minstens eens per week goed schoon. Vergeet daarbij de nippel van de fles niet.
Cavia’s kunnen bijten, maar doen dit bijna nooit. Als een cavia bijt, kan dit zijn omdat hij ziek is of ergens pijn heeft, maar ook dan zal hij niet snel bijten. Een cavia reageert meestal op gevaar door te ‘bevriezen’ of ineens weg te schieten. Het is wel mogelijk dat uw cavia uw vingers voor iets lekkers aanziet als hij gewend is dat u hem voedsel door de tralies aangeeft. Steekt u vervolgens uw vingers zonder voedsel in het hok, dan kan het dier zich vergissen en u onbedoeld bijten.
Als een cavia valt, kan dit zeer ernstige verwondingen tot gevolg hebben. Wees dus voorzichtig bij het vasthouden van uw cavia. Til een cavia altijd met twee handen op, waarbij u ook het achterlijf ondersteunt. Wilt u een haarloze cavia optillen, zorg dan dat u geen koude handen heeft.
Een cavia kan het als bedreigend ervaren als u hem onverwachts van boven oppakt, en kan dan proberen te vluchten. Benader hem voorzichtig en liefst van voren. Zet de cavia op een ondergrond waarop hij grip heeft, cavia’s voelen zich prettiger met vaste grond onder de voeten. Til ze daarom dus ook niet nodeloos op. Houd altijd een oogje in het zeil als kinderen een cavia willen oppakken.
De nagels van een cavia moeten regelmatig worden gecontroleerd en, indien nodig, geknipt. U kunt dit bij de dierenarts of eventueel bij de fokker of een kinderboerderij laten doen, maar na uitleg is het ook goed zelf te doen. Vijl bij haarloze cavia’s ook de scherpe randjes glad zodat de cavia zichzelf niet open kan krabben.
Bij cavia’s komen gebitsproblemen regelmatig voor. Het is daarom belangrijk hier goed op te letten. De snijtanden kunt u voorzichtig zelf bekijken: ze kunnen te lang zijn, niet goed aansluiten of scheef afslijten. De kiezen kunt u zelf niet bekijken, laat de dierenarts deze checken als daar aanleiding toe is.
Langharige cavia’s moeten dagelijks helemaal doorgekamd worden. Dit is flink bewerkelijk. Het is handiger en ook prettiger voor de cavia om de lange haren gedeeltelijk te knippen als u er niet mee wilt showen, maar ook dan moet de cavia regelmatig gekamd worden om klitten en vervilten te voorkomen. Kam altijd voorzichtig om beschadigingen van de huid te voorkomen en het dier geen pijn te doen. Kortharige cavia’s kunt u eens per week even doorborstelen om vuil en losse haren uit de vacht te halen.
Van haarloze cavia’s wordt wel gezegd dat ze in bad moeten en daarna moeten worden ingesmeerd met olie, maar als u het verblijf goed schoon houdt, is dit vrijwel nooit nodig. De huid van de cavia maakt zelf vet aan om de huid soepel te houden. Onnodig wassen kan een droge huid geven. Soms kan het eigen huidvet zich wat ophopen, vooral in huidplooien. Neem dit dan voorzichtig af met een doekje met wat water, gebruik daarbij geen irriterende of geurende middelen. Dep de huid na het wassen altijd goed droog. Gebruik neutrale wasmiddelen om bijvoorbeeld fleecebedding of slaapzakjes te wassen en spoel ze extra na.
Houd uw cavia’s actief door ze iets te doen te geven. Voerverrijking is een goede manier om hen bezig te houden. Hierbij kunt u bijvoorbeeld blaadjes groenvoer met een wasknijper aan een draad bevestigen die u omlaag in het hok laat hangen, of u kunt voerpuzzeltjes gebruiken. Pas op met voerspeelgoed zoals metalen hooiballen, hang deze zo op dat de cavia niet met zijn kop vast kan komen te zitten en blijf erbij. In het Praktisch document over voerverrijking voor konijnen en knaagdieren vindt u meer mogelijkheden. Ook is het mogelijk om cavia’s te trainen.
Voeding
Geef uw cavia een dieet bestaande uit onbeperkte hoeveelheden hooi en/of gras, een redelijke hoeveelheid groente, wat droogvoer en beperkte hoeveelheden fruit. Het is belangrijk dat uw cavia de hele dag toegang heeft tot voedsel, vooral hooi moet altijd beschikbaar zijn! Een wilde cavia is namelijk ook een groot deel van de dag bezig met eten.
Droogvoer kan bestaan uit korrels (pellets) of gemengd voer. Bij gemengd voer loopt u het risico dat de cavia’s selectief gaan eten en daardoor voedingsstoffen missen. Bovendien kunnen deze mengsels harde bestanddelen bevatten die kunnen leiden tot tandbeschadigingen. Kies daarom liever voor korrels die alle voedingsstoffen en veel vezels bevatten.
Gebruik altijd speciaal caviavoer voor uw cavia’s! Cavia’s kunnen, net als de mens en mensapen maar in tegenstelling tot andere zoogdieren, zelf geen vitamine C aanmaken. Daarom is het erg belangrijk dat ze hier voldoende van binnenkrijgen via de voeding, namelijk 10 tot 20 mg per kg lichaamsgewicht voor volwassen dieren. Groeiende dieren en vooral zwangere dieren hebben meer nodig. Goed droogvoer dat speciaal gemaakt is voor cavia’s bevat genoeg vitamine C, algemeen knaagdierenvoer niet. Let wel op dat het vitamine C gehalte na de uiterste houdbaarheidsdatum niet meer voldoende is, dus bewaar het voer niet te lang. Voor de zekerheid kunt u uw cavia dagelijks een kwart tabletje vitamine C (van 50 mg) geven. De cavia’s gaan dit na een aanvankelijke aarzeling vaak als een traktatie zien. Vitamine C druppels in het drinkwater doen werkt vaak minder goed; de vitamine wordt zo snel afgebroken en u weet nooit of de dieren voldoende binnenkrijgen.
Twintig gram droogvoer per dag is genoeg voor de meeste volwassen cavia’s als ze daarnaast veel hooi en groenvoer krijgen. Haarloze cavia’s eten echter meer omdat ze meer energie verbruiken om zichzelf warm te houden. Ook cavia’s die ’s winters buiten leven en cavia’s die erg actief zijn kunnen wat meer droogvoer nodig hebben.
Geef de cavia’s dagelijks verse groente, zoals wortelloof, andijvie, broccoli, kool, radijsblad, komkommer, paprika en witlof. Als traktatie kunt u af en toe een klein stukje wortel of fruit zoals aardbei, peer of banaan geven. Geef fruit niet te vaak want er zit veel suiker in, wat ongezond is. Verder kunt u de cavia nog wat gras geven. Pas wel op met bermgras; dat kan vervuild zijn door uitlaatgassen.
Wees bovendien voorzichtig met het voeren van nieuwe soorten voedsel: de darmen van de cavia moeten hier langzaam aan wennen dus begin met hele kleine hoeveelheden en geef langzaam maar zeker iets meer, terwijl u goed in de gaten houdt dat de cavia geen diarree ontwikkelt.
Cavia’s hebben van nature de behoefte om te knagen. Dat is nodig om de tanden van de cavia gezond te houden. Zorg dat er altijd hooi beschikbaar is om op te knabbelen en geef knaagtakken van bijvoorbeeld wilg, hazelaar, berk of fruitbomen. Geef geen knaagsteen, daarmee loopt de cavia het risico om te veel mineralen binnen te krijgen.
Houd het gewicht en de lichaamsconditie van uw cavia’s in de gaten om te bepalen of de hoeveelheid voer die u geeft juist is voor uw dieren. U moet de ribben niet kunnen zien en de afzonderlijke ribben niet goed kunnen voelen, maar de ribbenkast als geheel wel kunnen voelen. Ook de ruggengraat en het bekken moeten niet zichtbaar maar wel goed voelbaar zijn. Van bovenaf gezien moet de borst smaller zijn dan de heupen, en als de cavia staat mag de buik niet op de grond hangen en moeten de voetjes goed te zien zijn. Kijk ook hier voor een illustratie.
Cavia’s ontwikkelen vroeg in hun leven een voorkeur voor bepaalde soorten voedsel en weigeren later soms voedsel dat ze niet kennen, het is daarom handig hen op jonge leeftijd aan meerdere soorten voer te wennen.
Voortplanting
Het onderscheid tussen een beertje en een zeugje is bij volwassen dieren redelijk goed te zien voor iemand met ervaring. Wanneer een cavia op zijn rug ligt, is bij de meeste beertjes net boven de streepvormige anus een wat bolvormige penis te zien met een gaatje in het midden, en zijn de teelballen (en het penisbotje) te voelen. Bij vrouwtjes is een Y-vorm te zien, zonder bolletje erboven. Bij jonge dieren kan het lastiger te zien zijn. Vraag het bij twijfel na aan iemand met ervaring.
Cavia’s zijn gemiddeld na een maand of 2-3 vruchtbaar, maar het komt ook voor dat zowel zeugjes als beertjes al na drie tot vijf weken vruchtbaar worden. De draagtijd van de cavia ligt tussen 59 en 73 dagen. Als de jongen geboren worden, wegen ze ongeveer 60 tot 110 gram en zijn ze volledig ontwikkeld. Een cavia krijgt gemiddeld twee tot vier, maar soms wel acht jongen per worp. Vanaf zo’n drie tot vier weken drinken de jonge cavia’s niet meer bij hun moeder. Het is verstandig de jongen te wennen aan mensen zodat ze goed gesocialiseerd worden. Dit kunt u doen door ze dagelijks even kort op te pakken, en vanaf de tweede week kunt u ze ook op schoot nemen.
Omdat een zeugje direct na het werpen weer vruchtbaar is, en gezien het feit dat jonge cavia’s zich al na enkele weken voort kunnen planten, is het verstandig de mannelijke jongen bij de moeder en hun zusjes weg te halen als zij drie tot vier weken oud zijn, ongeveer 250 tot 300 gram wegen en niet meer bij hun moeder drinken. Ziet u eerder al seksueel gedrag ontstaan bij de jonge beertjes, haal ze dan direct weg. Vrouwelijke jongen kunnen tot tenminste vier weken bij de moeder blijven.
Een beertje kan, als het de bedoeling is dat hij bij één of meer vrouwtjes komt te zitten, gecastreerd worden vanaf een leeftijd van twee maanden. Als het beertje nog niet bij vrouwtjes zit, kan de castratie worden uitgesteld tot na een leeftijd van drie maanden zodat het dier beter uitgroeit; beertjes die gecastreerd worden voor ze geslachtsrijp zijn, blijven vaak wat kleiner. Een castratie van een zeugje (ook wel ‘sterilisatie’ genoemd) is een zwaardere operatie die niet elke dierenarts wil uitvoeren; dit kan dan ook het beste worden gedaan door een dierenarts die hier ervaring mee heeft. Hierbij worden de eierstokken verwijderd (en indien nodig ook de baarmoeder), waarmee de mogelijkheid tot het ontwikkelen van afwijkingen aan de eierstokken voorkomen wordt.
Bij het fokken wordt bij voorkeur een zeugje voor het eerst gedekt voor de leeftijd van zo’n 6 maanden, waardoor het eerste nestje op een leeftijd van uiterlijk acht tot negen maanden geboren wordt. Al vanaf acht tot tien maanden kunnen de bekkenhelften van het vrouwtje minder makkelijk scheiden om de jongen door te laten en wordt het geboortekanaal bovendien verkleind doordat er meer vet aanwezig is. Als gevolg daarvan kan het zeugje mogelijk niet meer op een natuurlijke manier jongen krijgen. Te vroeg laten dekken is uiteraard ook niet goed, het zeugje moet wel grotendeels uitgegroeid. Een leeftijd van vijf tot zes maanden lijkt daarom optimaal te zijn voor een eerste dekking.
Vooral als het nest klein is en de jongen daardoor relatief groot zijn, of als het vrouwtje overgewicht heeft kan het krijgen van een eerste nestje op oudere leeftijd problemen opleveren bij de geboorte. Een bevalling duurt normaal gesproken zo’n 30 tot 45 minuten, waarbij om de vijf tot tien minuten een jong wordt geboren. Als een zeugje bij de bevalling langer dan 20 minuten perst zonder effect of als ze met tussenpozen meer dan twee uur lang weeën heeft zonder resultaat, dan moet een dierenarts worden ingeschakeld (en bij twijfel eerder).
Naast geboorteproblemen komt o.a. ook zwangerschapsketose voor, een stofwisselingsprobleem dat leidt tot dodelijke bloedvergiftiging. Dit komt meer voor bij cavia’s die te dik zijn. Daarom wordt geadviseerd om alleen te fokken met cavia’s die in goede conditie zijn. Het zeugje heeft voldoende beweging nodig tijdens haar zwangerschap. Geef haar in de tweede helft van de zwangerschap extra voeding van goede kwaliteit en twee tot drie keer zoveel vitamine C. Beperk stress zoveel mogelijk. Tegen het eind van de zwangerschap kan het zeugje minder goed bewegen, zorg er dan voor dat ze goed bij haar voer en water kan en houdt haar eetlust, lichaamsconditie en gewicht tijdens de zwangerschap goed in de gaten. Een hoogzwanger of pas bevallen vrouwtje dat niet wil eten en sloom is, is een spoedgeval!
Vanwege bovenstaande problemen wordt afgeraden om te gaan fokken met uw cavia’s alleen omdat het u leuk lijkt. Begin er bovendien niet aan voordat u goede adressen voor de jongen heeft gevonden! Realiseer u daarnaast dat lang niet elke combinatie van ouderdieren geschikt is. Fok niet met dieren die een erfelijke aandoening hebben. Bij het fokken met haarloze cavia’s moet bijvoorbeeld regelmatig gekruist worden met behaarde dieren om te voorkomen dat de dieren steeds zwakker worden. Bij het fokken van cavia’s met Schimmel- of Dalmatiër aftekening kunnen witte jongen geboren worden die blind zijn, geen tanden hebben en schade aan meerdere organen hebben. Ze worden dood geboren of sterven al snel.
Ziekten en aandoeningen
Een gezonde cavia eet goed en is levendig. Lusteloosheid, verminderde eetlust, diarree, verstopping, overmatig krabben en moeilijk bewegen zijn voorbeelden van symptomen die erop kunnen wijzen dat een cavia ziek is.
Een tekort aan vitamine C kan optreden bij verkeerde voeding of voeding die te lang wordt bewaard. Verschijnselen van vitamine C gebrek zijn een ruwe vacht, slecht of niet eten, diarree, tandenknarsen en andere tekenen van pijn, langzaam herstel van wondjes, kreupelheid en gevoeligheid voor infecties.
Een veel voorkomende aandoening is het doorgroeien van de tanden, wat kan komen doordat de tanden niet netjes recht tegenover elkaar staan of doordat ze scheef afslijten doordat er een probleem is met de kiezen. Hierdoor kan de cavia niet goed meer eten. Controleer de tanden regelmatig of laat de dierenarts dit doen. Als de tanden te ver doorgroeien, moeten deze worden ingekort. Dit kan het beste gebeuren door ze te slijpen, want door veelvuldig of verkeerd knippen kunnen de tanden splijten en kunnen ontstekingen en abcessen ontstaan.
Ook kiezen kunnen doorgroeien of er kunnen haakjes ontstaan als het gebit niet goed op elkaar afslijt. Dit kunt u zelf niet zien, laat de dierenarts daarom de kiezen van uw cavia controleren als u merkt dat het dier minder goed eet, als hij kwijlt of een natte vacht heeft bij zijn mond. Kiezen kunnen geslepen of gevijld worden; meestal moet dat met enige regelmaat herhaald worden als het gebit een verkeerde stand heeft. Een verkeerde stand van het gebit is vaak deels erfelijk maar verkeerde voeding speelt hierin ook een belangrijke rol.
De darmen van een cavia zijn gevoelig. Het is belangrijk dat ze altijd goed blijven werken, en daarvoor zijn voldoende vezels nodig zoals uit hooi. Als een cavia iets verkeerds gegeten heeft, ergens pijn heeft, gebitsproblemen heeft of last heeft van stress, kan het zijn dat hij minder gaat eten, waardoor zijn darmen minder goed gaan werken en zelfs stil komen te liggen. De cavia neemt dan te weinig voedingsstoffen op, er ontstaat verstopping en er kunnen gassen gaan ophopen in de maag en darmen. Dat laatste kan erg pijnlijk zijn, waardoor de cavia helemaal niet meer wil eten. Zo’n gasophoping kan dodelijk zijn. Als uw cavia minder of helemaal niet wil eten, moet u contact opnemen met uw dierenarts en niet te lang afwachten. Vaak is, naast (onderhuids) vocht, pijnstilling nodig. Als de cavia niet eet, is daarnaast vaak nodig om zo snel mogelijk te starten met dwangvoeren.
Voetproblemen kunnen voorkomen bij cavia’s die veel op harde ondergrond lopen of bodembedekking hebben die te hard of scherp voor hen is. Er ontstaan dan verdikkingen en ontstekingen van de voetzolen. Dit heten zoolzweren of pododermatitis. Vooral cavia’s die te dik zijn en cavia’s die te weinig bewegen hebben hier snel last van. De ontstekingen kunnen helemaal doortrekken naar de botten van de cavia. Pododermatitis is pijnlijk voor het dier en kan, zeker in verder gevorderde stadia, lastig te behandelen zijn. Voorkom het daarom door de juiste ondergrond en bodembedekking te kiezen, te zorgen dat deze schoon blijft en niet vochtig is, te voorkomen dat uw cavia te dik wordt en te zorgen dat deze voldoende beweging krijgt.
Haarloze cavia’s lopen sneller huidwondjes op, bijvoorbeeld door krabben, scherpe hooidelen of door bijtwondjes. Verzorg deze goed en ontsmet ze met een middel dat geschikt is voor gebruik bij dieren; vraag advies aan uw dierenarts.
Bij zeugjes treedt bij tot wel één op de vijf dieren tweezijdige kaalheid op, waarbij de kans groter wordt op oudere leeftijd. Deze kaalheid gaat niet gepaard met jeuk. Het komt door te veel productie van geslachtshormonen door aanwezigheid van cysten (met vocht gevulde holten) op de eierstokken. Soms kan kaalheid het enige effect zijn, maar er kunnen ook meer problemen optreden, bijvoorbeeld met de baarmoeder. Een oplossing is om de eierstokken te verwijderen; soms zijn ook hormoonbehandelingen mogelijk. Overleg met uw dierenarts wat voor uw cavia de beste behandeling is. Het op jonge leeftijd preventief castreren van vrouwelijke cavia’s voorkomt dat de cavia op latere leeftijd cysten op de eierstokken ontwikkelt. De castratie zelf is echter niet zonder risico, omdat het een echte operatie is. Kies als u beslist voor castratie in elk geval een dierenarts die ervaring heeft met het castreren van vrouwelijke cavia’s.
Kale plekken kunnen ook ontstaan doordat cavia’s aan hun eigen of elkaars haar knabbelen. Dit wordt ‘barberen’ genoemd. Er zijn dan afgebroken haren te zien. Cavia’s kunnen dit doen uit verveling of stress, maar binnen een groep komt het ook voor dat de dominante cavia aan het haar van de andere cavia’s eet. Zorg ervoor dat de cavia’s veel hooi en knaagspeelgoed hebben.
Ook parasieten veroorzaken soms kale plekken. Huidaandoeningen door parasieten komen regelmatig voor, vooral bij jonge dieren die veel in contact zijn geweest met andere cavia’s. Het is belangrijk om naar uw dierenarts te gaan als u een huidaandoening ontdekt bij uw dieren, want ze kunnen veel last veroorzaken en bovendien soms besmettelijk zijn voor uzelf.
De schurftmijt (Trixacarus caviae) geeft erge jeuk, waardoor de dieren gaan krabben en schuren en er kale plekken ontstaan. In extreme gevallen kan een geïnfecteerde cavia zelfs epileptiforme aanvallen krijgen van de ernstige jeuk. De mijt kan soms een tijd aanwezig zijn zonder dat er klachten zijn en dan toeslaan als de weerstand van de cavia verzwakt is, bijvoorbeeld door andere aandoeningen of door stress. Ook mensen kunnen besmet worden door deze schurftmijt en huidklachten krijgen.
De vachtmijt (Chirodiscoides caviae) komt wat minder vaak voor. Deze mijt kan kale plekjes geven met korstjes, vooral op de rug en heupen en in de liezen. Doordat de mijt lichte jeuk veroorzaakt waardoor de cavia zich zal willen poetsen, kunnen de losse haren opgelikt worden die dan tussen de tanden kunnen komen te zitten. De cavia kan hierdoor stoppen met eten.
Er kunnen bij cavia’s twee soorten luizen voorkomen: Gliricola porcelli en Gyropus ovalis. Ze zijn pas merkbaar bij grote aantallen of bij verzwakte cavia’s. De vacht wordt ruw en rommelig en er kunnen schilferige, kale plekjes met korstjes ontstaan, vooral rond de oren en op de rug.
Cavia’s, en vooral jonge dieren, zijn vatbaar voor ringworm, een schimmelinfectie (Trichophyton mentagrophytes). Dit is ook besmettelijk voor mensen. Geregeld dragen de dieren de schimmel bij zich zonder symptomen, deze komen dan pas tot uiting bij verminderde weerstand door bijvoorbeeld ontoereikende huisvesting met te veel dieren bij elkaar, te hoge temperaturen, vochtigheid of stress. Er ontstaan kale plekken met schilfers of korstjes, vaak eerst op de kop en later ook op rug en poten.
Luchtwegaandoeningen worden regelmatig gezien bij cavia’s, vooral als ze in een te vochtige omgeving leven. Vaak worden ze veroorzaakt door de bacteriën Bordetella bronchiseptica of Streptococcus pneumoniae. Bordetella kan door konijnen worden overgedragen op cavia’s, zonder dat de konijnen er zelf last van hebben. Bij stress zijn de dieren extra vatbaar, en jonge dieren hebben meer kans om ziek te worden. Symptomen zijn moeilijk ademen, uitscheiding uit de neus en bij de ogen en minder goed eten. Schakel uw dierenarts in zodra u dit bemerkt.
Cavia’s kunnen blaasstenen krijgen. Ze kunnen dan minder gaan eten, rode urine hebben doordat er bloed in zit omdat de blaas ontstoken raakt, en in ernstige gevallen niet meer goed kunnen plassen. Blaasstenen kunnen meerdere oorzaken hebben, een overmaat aan calcium in de voeding is er één van. Daarom moet na behandeling vaak het voer worden aangepast in overleg met de dierenarts (zoals alleen nog groenvoer en geen brokjes meer). Roodgekleurde urine kan overigens ook komen door kleurstoffen in de groenten.
Een ziekte die soms bij cavia’s kan voorkomen is een infectie met Chlamydia caviae. Dit veroorzaakt oogontsteking en soms een luchtweginfectie. Het wordt niet vaak gezien, maar het is wel besmettelijk voor mensen, die er zowel oogontsteking als longontsteking van kunnen krijgen.
Bij satijncavia’s, die een speciale, glanzende vacht hebben, komt satijn syndroom voor. Dit is een stofwisselingsziekte die o.a. de botten aantast. De ziekte kan zich op elke leeftijd openbaren en begint vaak met afwijkingen aan het gebit en moeilijk bewegen. De dieren proberen vaak hun pootjes te ontzien, bijvoorbeeld door te gaan liggen of door ze omhoog te trekken. Ook worden de botten broos, waardoor ze sneller dan normaal kunnen breken. De cavia’s blijven kleiner en lichter en worden minder oud dan gezonde cavia’s. Satijnziekte is een erfelijke afwijking en er is geen behandeling tegen. Kenmerken ervan worden ook gezien bij dragers van de satijnfactor, die zelf geen satijnvacht hebben. Om de exacte oorzaken van het satijn syndroom te achterhalen en wellicht de ziekte bij het fokken te kunnen voorkomen is meer onderzoek nodig.
Raadpleeg bij twijfel over de gezondheid van uw cavia’s uw dierenarts en wacht daarmee niet te lang.
Benodigde ervaring
Voor het op een verantwoorde wijze houden van dit huisdier is geen specifieke ervaring nodig. Voor beginnende caviahouders zijn langharige en kale cavia’s minder geschikt, vanwege de intensieve (vacht)verzorging. Verdiep u vooraf goed in de behoeften van de cavia’s.
Aanschaf en kosten
Cavia’s kunt u aanschaffen bij een dierenspeciaalzaak, een fokker of bij een asiel of knaagdierenopvang. Let op of de cavia alert en levendig is, een schone, goed aangesloten vacht (zonder kale plekken) en schone oren, ogen en neus heeft. Controleer of de tanden niet doorgegroeid zijn en goed op elkaar aansluiten. Check de poten op wondjes of zwellingen. De ontlasting moet stevig, vrij droog en langwerpig zijn. Kijk ook of de cavia niet te mager is; de ribben mogen niet te duidelijk voelbaar zijn. Een gezonde jonge cavia zal vaak eerder voor u vluchten dan naar u toe komen. Denk hieraan als u een cavia uitzoekt. Zoekt u gezelschap voor uw oudere cavia, dan kan men u bij de knaagdierenopvang vaak helpen om een cavia te vinden die goed met uw eigen cavia combineert.
De prijs van een cavia kan variëren, mede afhankelijk van het ras, en loopt uiteen van een tot enkele tientjes. Een grote caviakooi, compleet ingericht met huisje, drinkflesje en voerbak is te koop vanaf ongeveer 100 euro. Een eenvoudige ren kost enkele tientjes. Een goed verblijf voor permanente huisvesting buiten is aanzienlijk duurder, afhankelijk van hoe u dit wilt inrichten. Houd rekening met bijkomende kosten, zoals eventuele castratiekosten. Terugkomende kosten zijn die voor hooi, droogvoer, verse groenten en bodembedekking, dit kost u rond 350 euro per jaar voor twee cavia’s. Daarnaast kunt u voor kosten komen te staan als uw dier onverhoopt ziek wordt.
Aandachtspunten
- Hoewel men soms een konijn en een cavia bij elkaar zet, is dat in de meeste gevallen niet aan te raden. Ze begrijpen elkaar niet, het konijn kan de cavia verwonden, ze hebben beide ander voer nodig en soms eet de cavia aan de vacht van het konijn. Konijnen en cavia’s kunnen ook ziekten op elkaar overdragen. Geef uw cavia daarom een soortgenoot als gezelschap!
- Overweegt men een cavia te kopen met een apart vachttype, sta er dan bij stil dat zo’n vacht niet altijd even fijn is voor het dier zelf. Zo kan een lange of krullende vacht veel vachtverzorging vergen, snel vies worden en gaan klitten, het voor de cavia moeilijker maken een juiste lichaamstemperatuur te handhaven en het dier beperken in zijn bewegingsvrijheid en zicht. Ook een haarloze cavia is kwetsbaarder en stelt eigen eisen aan verzorging en huisvesting.