Sluiten

Verzorging van uw oudere hond

Als honden ouder worden, hebben ze meer kans op bepaalde aandoeningen en hebben ze vaak wat meer verzorging nodig. Waar moet u op letten en wat kunt u doen om uw oudere hond een fijne oude dag te bezorgen?

Wanneer is uw hond een senior?

We noemen een hond een ‘senior’ als hij aan de laatste 25% van zijn leven toe is. Daarbij kijken we dan naar hoe oud de gemiddelde hond wordt. Voor alle hondenrassen samen ligt dit ongeveer rond 10-12 jaar. Maar er is ook verschil tussen rassen. Grote rassen worden gemiddeld minder oud dan kleine rassen. Er zijn ook rassen die ouder of juist minder oud worden dan rassen van dezelfde grootte. Zo worden Engelse Bulldogs gemiddeld minder oud dan andere honden van hun formaat.

Een gemiddelde hond noemen we daarom een senior als hij rond 7 jaar oud is. Maar voor hele grote en zware honden, zoals de Duitse Dog of Berner Sennenhond, kunnen we al vanaf een jaar of 4-6 zeggen dat ze senior zijn. En bij kleine hondjes is dit pas vanaf een jaar of 8-9.

Wat merkt u aan uw hond als hij ouder wordt?

Als een hond ouder wordt, veranderen zijn lijf en zijn gedrag. Dat komt vaak niet door ouderdom alleen. Een aantal ziektes wordt meer gezien bij oudere dieren. Jammer genoeg denken mensen snel dat de hond ‘gewoon oud wordt’, terwijl hij last kan hebben van iets waarvoor behandeling nodig is.

     Pijnlijke gewrichten

Oudere honden zijn vaak rustiger. Dat kan komen doordat bewegen minder makkelijk gaat, bijvoorbeeld door pijn in de gewrichten door artrose. Artrose is slijtage met ontsteking in de gewrichten en komt heel veel voor bij oudere dieren. Ze rennen en spelen dan vaak minder en hebben minder zin in een wandeling. Artrose is niet te genezen, maar met pijnstilling kunt u ervoor zorgen dat de hond weer prettig kan leven. Ook helpen pijnstillers om de ontstekingen te verminderen.

     Minder conditie

Hart en longen verouderen ook, waardoor de conditie minder goed wordt. Soms kan uw hond ook minder conditie hebben door aandoeningen die meer voorkomen op oudere leeftijd, zoals problemen met de hartkleppen. De hond rent minder, hijgt sneller en kan minder goed tegen de warmte. Vooral bij kleinere rassen komen lekkende hartkleppen regelmatig voor op oudere leeftijd.

     Slechter zien en horen

Slechter horen en zien kan ervoor zorgen dat een hond minder op dingen reageert en zich ook minder veilig voelt. Dan kan hij zich terugtrekken en minder actief worden. Hij kan sneller schrikken en meer moeite hebben met wandelen in het donker. Soms kan een hond agressief reageren als u hem ineens aanraakt, omdat hij u niet had zien of horen aankomen. Minder zien kan komen door ouderdomsstaar (lenssclerose), waardoor de lens wat minder doorzichtig wordt. Het kan ook komen door oogziektes zoals cataract (grauwe staar), waardoor de lens steeds troebeler wordt en de hond uiteindelijk blind kan worden. Cataract kan ook beïnvloed worden door ziektes zoals diabetes (suikerziekte). Ook tranende, ontstoken ogen en oorontstekingen komen regelmatig voor bij honden die ouder worden.

     Gebitsproblemen

Het gebit van een oudere hond kan slechter worden. De scherpe punten van tanden en kiezen zijn afgesleten. Ontstekingen veroorzaken vaak een vieze geur uit de bek. Ook kan de hond dan minder goed eten, doordat het pijn doet. Ontstekingen in de mond kunnen bovendien leiden tot ontstekingen op andere plekken in het lichaam, zoals bij het hart. Vooral kleine honden hebben vaak gebitsproblemen.

     Gewicht

Overgewicht komt veel voor op oudere leeftijd. Omdat het dier vaak minder beweegt, heeft hij minder energie nodig en wordt hij snel te dik. Overgewicht kan problemen zoals hartkwalen, pijnlijke gewrichten en diabetes verergeren.

Ondergewicht komt echter ook regelmatig voor, zeker als het dier echt oud wordt. Dat komt vooral doordat oudere honden spiermassa verliezen. Dat kan onder andere komen doordat ze minder eetlust hebben, wat weer te maken kan hebben met bijvoorbeeld het achteruitgaan van smaak en reuk en een tragere stofwisseling. Als ze minder eten, krijgen ze ook minder energie en minder eiwitten binnen. Het lichaam kan dan spieren gaan afbreken om aan energie te komen.

Doordat de verhouding tussen vetweefsel en spierweefsel verandert, is het ook mogelijk dat uw dier wel op gewicht blijft, maar toch meer vetweefsel heeft gekregen en veel spiermassa is verloren en daardoor minder fit is.

     Meer drinken en plassen

Sommige aandoeningen die vaker voorkomen op oudere leeftijd, zorgen ervoor dat honden meer gaan drinken en meer gaan plassen. Laat dit altijd door een dierenarts onderzoeken. Voorbeelden zijn diabetes (suikerziekte) of nierproblemen en ook sommige vormen van kanker.

     Vacht en huid

De vacht van een oude hond kan doffer worden. Er kunnen soms kale plekjes ontstaan en ook huidverdikkingen op plekken waar meer druk is, zoals bij de ellebogen. Honden kunnen ook grijs worden, vooral rondom de snuit. De vacht kan soms vettig worden en gaan stinken. Dat komt niet door ouderdom op zich, maar meestal door een infectie. Stinkt uw hond, neem dan contact op met de dierenarts zodat dit behandeld kan worden.

     Bultjes en tumoren

Oudere honden kunnen last krijgen van vetbulten. Maar ook meerdere soorten tumoren komen meer voor op oudere leeftijd. Ontdekt u bultjes bij uw hond, dan is het dus altijd verstandig om de dierenarts hiernaar te laten kijken. Veel soorten kanker kunt u overigens niet aan de buitenkant van het lichaam zien of voelen, maar ze beïnvloeden wel allerlei processen in het lichaam.

     Lever en nieren

Bij het ouder worden gaan ook de organen vaak achteruit. De werking van lever en nieren wordt bijvoorbeeld minder. Dit zijn belangrijke organen die helpen om afvalstoffen uit het lichaam te verwijderen en de hoeveelheid vocht in het lichaam te regelen. Als ze niet meer goed werken, kan dat invloed hebben op bijvoorbeeld plassen en zindelijkheid, maar ook op welke medicijnen uw hond mag krijgen en hoe groot de bijwerkingen zijn.

     Weerstand

Het immuunsysteem gaat minder goed werken op oudere leeftijd. Uw hond kan dus sneller last hebben van infecties.

     Dementie

Oudere honden kunnen een vorm van dementie ontwikkelen (CDS genoemd, Cognitief Disfunctie Syndroom). Hun gedrag verandert dan: ze kunnen bijvoorbeeld ‘s nachts veel wakker zijn, kunnen hun weg niet meer goed vinden of zijn dingen vergeten die ze wel geleerd hebben. Ze gaan zich soms anders gedragen naar u of naar andere huisdieren, zijn zonder duidelijke aanleiding angstig en kunnen in huis gaan plassen.

Overigens kunnen ook andere ouderdomskwalen maken dat uw oudere hond zich anders gedraagt. Onzindelijkheid kan ook komen door problemen met bijvoorbeeld de blaas of nieren, door moeite met overeind komen of door verlatingsangst. En sneller angstig of agressief zijn, kan te maken hebben met pijn of met slechter zien en horen. Laat uw hond dus altijd onderzoeken als u merkt dat zijn gedrag verandert. Blijkt uw hond CDS te hebben, bespreek dan met uw dierenarts eventuele mogelijkheden om dit af te remmen met medicatie.

Voeding

Het is erg belangrijk dat een oudere hond goede voeding krijgt. Omdat oudere dieren vaak minder bewegen en omdat hun stofwisseling langzamer gaat, hebben ze minder energie nodig. Maar ze hebben nog wel dezelfde hoeveelheid van allerlei voedingsstoffen nodig, zoals vitaminen en mineralen. Gewoon minder eten geven, werkt dus niet.

Het voer moet voldoende eiwitten bevatten, want bij een dieet met te weinig eiwitten worden de spieren sneller afgebroken en gaat onder andere de weerstand achteruit. Daarnaast is het belangrijk dat de eiwitten in het voer van hoge kwaliteit zijn: ze moeten zoveel mogelijk passen bij wat het lichaam nodig heeft.

Als uw oude hond minder eetlust heeft, kan hij ook te weinig energie binnenkrijgen. In zo’n geval is vaak juist voeding met wat meer energie en eiwit nodig.

Daarnaast moet met de voeding ook rekening worden gehouden met eventuele aandoeningen, zoals diabetes, nierstenen en dergelijke. Bij bepaalde nierziekten mogen bijvoorbeeld niet te veel eiwitten worden gevoerd. Ook mag er niet te veel fosfor in het voer zitten als de nieren niet goed meer werken.

Aan seniorenvoeding worden soms ook extra stoffen toegevoegd. Omega-3 vetzuren EPA en DHA kunnen misschien nuttig zijn, onder andere omdat ze ontstekingen afremmen. Ook zijn er aanwijzingen dat DHA en ook sommige andere vetzuren (zoals MCT) goed zouden kunnen zijn voor de hersenen, net als antioxidanten en enkele andere stoffen. Maar ook bij dit soort toevoegingen moet rekening worden gehouden met eventuele aandoeningen.
Er zijn geen specifieke voedingsrichtlijnen voor oudere honden vastgesteld. Voeding die speciaal bedoeld is voor senioren kan daarom van samenstelling verschillen. Sommige zijn niet veel anders dan voeding voor volwassen honden, bij andere zijn de verhoudingen aangepast en soms zijn extra ingrediënten toegevoegd.

Wat voor uw hond het beste is, verschilt per dier. Het is daarom goed om, bij het kiezen van de voeding van uw oudere hond, advies te vragen aan uw dierenarts en de hond regelmatig te laten checken. Zo zorgt u ervoor dat uw hond wel alle voedingsstoffen krijgt die hij nodig heeft, maar geen stoffen die zijn gezondheid verder schaden.

Drinken

Oudere dieren hebben vaak minder dorst, hoewel ze nog steeds evenveel vocht nodig hebben. Ook kan het zijn dat ze minder snel naar hun drinkbak gaan, omdat het pijnlijk is om op te staan. Het is daarom belangrijk erop te letten dat uw hond genoeg vocht binnenkrijgt. Zet de waterbak zo dat uw hond er gemakkelijk bij kan. Ververs het water zodat het aantrekkelijk blijft. Voeding met meer vocht kan ook helpen.

Heeft uw oudere hond juist heel veel dorst en plast hij veel, dan is het belangrijk dit te laten onderzoeken omdat het een teken kan zijn van verschillende aandoeningen, zoals suikerziekte of nierproblemen. Als u daar snel bij bent, is het gemakkelijker om er iets tegen te doen.

Verzorging

Bij de verzorging van uw hond moet u rekening houden met zijn leeftijd. Ook zijn omgeving zal wat moeten worden aangepast.

     Rust en slaap

Uw hond kan behoefte hebben aan een stevig, wat hoger kussen om op te liggen. Liggen dicht bij de koude grond kan maken dat een oudere hond meer last heeft van stramheid, dus zorg voor een comfortabele, voldoende warme plek zonder tocht. Uw hond kan ook meer slaap en rust nodig hebben. De kwaliteit van de slaap is vaak minder goed en oude honden slapen meer overdag en wat minder ‘s nachts. Zorg ervoor dat uw hond ongestoord, maar wél in uw omgeving, kan liggen.

     Onzindelijkheid

Heeft uw hond last van onzindelijkheid, laat hem dan in de eerste plaats onderzoeken door uw dierenarts want sommige oorzaken kunnen behandeld worden. Is behandeling niet mogelijk, laat hem dan wat vaker naar buiten en zorg ervoor dat u zijn ligplek goed droog houdt. Let ook op dat de vacht van uw hond niet vervuilt en maak hem schoon als dat nodig is. Er bestaan ook luiers voor honden. Haal niet zijn waterbak weg: dat kan zorgen voor uitdroging en dat is gevaarlijk!

     Veilig lopen

Een gladde vloer is voor geen enkele hond fijn, maar voor oudere honden met gewrichtsproblemen kan het een serieus probleem zijn. Ze glijden makkelijker uit en moeten zich steeds schrap zetten, wat met pijnlijke gewrichten en zwakkere spieren heel vervelend is. Zorg er dus voor dat uw hond een ondergrond heeft waarop hij goed grip heeft. Leg bijvoorbeeld vloerkleden en lopers neer.

Ook kan hij meer moeite krijgen met bijvoorbeeld traplopen of in en uit de auto springen. Door gebruik te maken van een loopplank voor de auto en kleinere honden te dragen, kunt u het gemakkelijker en veiliger maken.

     Temperatuur

Oudere honden kunnen hun lichaamstemperatuur moeilijker op peil houden. Zorg er daarom voor dat ze het in de winter niet te koud krijgen. Soms is een hondenjasje fijn tijdens het wandelen, zeker voor kleine hondjes en honden met weinig vacht omdat zij toch al sneller afkoelen. Zet u ’s nachts de thermostaat laag, zorg dan dat de slaapplek van uw hond warm genoeg blijft, bijvoorbeeld door die wat af te schermen en te zorgen voor een warme deken waarin hij zich kan nestelen als hij daar behoefte aan heeft. Het advies is om in de slaapruimte een minimale temperatuur van zo’n 18 graden aan te houden.

     Wandelen en spelen

Tijdens het wandelen zal uw hond waarschijnlijk sneller moe worden. Hij kan ook last hebben van pijn aan zijn gewrichten. Toch is het erg belangrijk dat hij dagelijks regelmatig beweegt. U kunt dan beter kiezen voor meer korte wandelingen dan een paar lange. Pas uw tempo aan de hond aan. Ook als een oude hond niet meer veel kan lopen, vindt hij het meestal nog wel heel fijn om te kunnen snuffelen. Ook daarmee kan hij energie kwijt. Geef hem dus vooral de gelegenheid om op zijn gemak rond te snuffelen. Eventueel kunt u uw senior meenemen in een (fiets-)kar, zodat u ook wat verder gelegen plekken kunt bereiken waar hij weer nieuwe geurtjes kan vinden. Dat houdt hem ook geestelijk actiever dan steeds hetzelfde rondje. Let wel op: heeft uw hond last van dementie en is hij daardoor snel angstig, dan kunt u beter niet steeds iets nieuws opzoeken. In dat geval is het juist goed om veel routine in te bouwen.

Spelen met uw senior verandert natuurlijk ook. In plaats van hem achter ballen aan te laten rennen of stoei- en trekspelletjes te spelen, kunt u nu beter zoek- en speurspelletjes doen. Met denkwerk zorgt u ervoor dat zijn hersenen gestimuleerd worden en bovendien kan hij hierbij met u samenwerken.

     Routine

In het algemeen houden oudere honden van routine en kunnen veranderingen stress opleveren. Beperk grote veranderingen zoveel mogelijk of probeer ze zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen, want stress kan de andere effecten van veroudering verergeren.

Problemen voorkomen

Uit onderzoek blijkt dat heel veel gezondheidsproblemen bij oudere honden pas laat ontdekt worden omdat ze niet meteen aan de buitenkant te zien zijn. Ook denken mensen vaak dat het ‘gewoon’ bij de leeftijd hoort dat dingen minder makkelijk gaan bij hun hond. Ze gaan dan niet zo snel naar een dierenarts. Dat is heel jammer, want bijna altijd geldt dat hoe eerder iets ontdekt wordt, hoe meer er nog mogelijk is! Bijtijds behandelen zorgt vaak voor een betere uitkomst en kan lastige complicaties en hoge kosten voorkomen.

     Seniorencheck

Daarom is het belangrijk dat oudere dieren vaker naar de dierenarts gaan voor een seniorencheck. Een algehele controle van gewrichten, hart en longen, bloeddruk, ogen en oren en het bijhouden van het lichaamsgewicht aangevuld met een onderzoek van bloed en urine kan heel wat beginnende kwalen bijtijds opsporen. Het advies is om zo’n seniorencheck tenminste 1 of 2 maal per jaar te laten doen, afhankelijk van de leeftijd en het ras van de hond.

     Wat kunt u zelf doen?

Naast zo’n controle door de dierenarts kunt u ook zelf iets doen. Voorkom dat uw hond een besmettelijke ziekte krijgt door hem te laten vaccineren en bescherm hem tegen parasieten, zoals wormen en vlooien. Bij oudere honden kunnen vaccinaties soms minder goed werken omdat hun immuunsysteem verouderd is. Daarom kan het verstandig zijn om vaker te vaccineren of jaarlijks een titerbepaling te laten doen, zodat u weet of uw hond nog goed beschermd is. Overleg dat met uw dierenarts.

Weeg uw hond regelmatig en houd het gewicht bij, want gewichtsverlies of juist toename kan betekenen dat er iets aan de hand is. Gebruik ook een body condition score, zoals de maat-o-meter, want alleen het gewicht meten zegt niet alles. Met de maat-o-meter vergelijkt u het lichaam van uw hond met een serie afbeeldingen. Dit vertelt u hoe het met de lichaamsconditie van uw hond gesteld is.

Let ook op hoe uw hond beweegt en of hij actief blijft. Zijn er dingen die hij steeds minder leuk lijkt te vinden of niet meer wil doen? Lijkt hij ‘ongehoorzamer’ te worden? Ook dat kan erop wijzen dat hij pijn heeft of bijvoorbeeld minder goed hoort of ziet. Word niet boos als uw oudere hond niet meer wil doen wat u zegt, zoals zitten op commando: het is heel goed mogelijk dat hij wel wil, maar dat het hem te veel pijn doet. Merkt u veranderingen in uw hond op, maak dan een afspraak met de dierenarts. Weet bovendien hoe u kunt merken dat uw hond pijn heeft. Meer daarover leest u in ons artikel ‘Pijn herkennen bij honden’.

Medicatie en behandeling

Veel aandoeningen kunnen behandeld worden met medicatie. Soms kan dit een aandoening genezen, vaak kan het ervoor zorgen dat de aandoening wordt afgeremd. Soms is pijnstilling de beste behandeling, bijvoorbeeld voor artrose of als een ziekte niet meer te genezen is.

Pijnstilling is heel belangrijk om een dier nog een goede kwaliteit van leven te geven. Een ouder dier dat stram en stijf is vanwege de pijn in zijn gewrichten, kan vaak weer helemaal opbloeien en weer actiever worden als hij pijnstillers krijgt. Dat zorgt er dan ook voor dat hij fitter blijft.

Medicijnen, ook pijnstillers, kunnen bijwerkingen hebben. Soms zijn die bij oudere dieren gevaarlijker dan bij jonge, fitte dieren. Overleg dus goed met uw dierenarts wat voor uw senior geschikt is en waar u op moet letten. Geef nooit zomaar medicijnen, bijvoorbeeld pijnstillers die u van een ander dier over heeft.

Als behandelen niet mogelijk is

Heeft uw oudere dier klachten die niet te behandelen zijn en waar hij veel last van heeft? Bespreek dan met uw dierenarts of het leven van uw hond nog wel dierwaardig is. Het is moeilijk om afscheid te moeten nemen van een hond, maar het is misschien nog wel zwaarder om uw dier te zien lijden. Een gesprek met uw dierenarts kan u helpen als u het lastig vindt om te bepalen wanneer het genoeg is geweest. Meer informatie leest u in ons artikel over Euthanasie.