Sluiten

Overzicht erfelijke aandoeningen bij vissen

Bij vissen komen erfelijke aandoeningen voor. In deze lijst vindt u van een aantal erfelijke aandoeningen de naam en een korte omschrijving. De lijst is niet volledig maar geeft een indruk van wat voor erfelijke afwijkingen er bij vissen bekend zijn. Meer informatie en uitleg over erfelijke aandoeningen en gebruikte termen vindt u in de Praktische documenten ‘Inleiding erfelijke aandoeningen’ en ‘Meer over erfelijkheid’.

Kleurafwijkingen

Bij vissen zijn diverse kleurafwijkingen mogelijk waarbij de vis anders gekleurd is dan voor de soort gebruikelijk is, namelijk 

  • albinisme (donker pigment ontbreekt, de vis heeft rode ogen),
  • xanthisme of xanthorisme (geel pigment overheerst), 
  • melanisme (zwart pigment overheerst) 
  • het overheersen van rood en blauw pigment.

Afwijkend gekleurde dieren waarbij rood en blauw pigment overheerst, hebben gemiddeld een kortere levensduur. Bovendien is hun weerstand minder goed. Daardoor worden ze gemakkelijker ziek. Alle aandoeningen, met uitzondering van albinisme, maken de vis bovendien gevoelig voor het ontstaan van kwaadaardige tumoren. De kleurafwijkingen zijn dus uiteindelijk levensbedreigend.

Verandering van de kopvorm en lichaamsvorm

Er zijn goudvissen waarbij weefselwoekering op de kop een raskenmerk zijn. Bij de goudvisvariant ‘Pompon’ woekeren de weefsels uit beide neusgaten. Soms woekeren de weefsels tot over de ogen, waardoor het dier moeite heeft met zien. Bij de Leeuwenkop of Oranda goudvis is de kop sterk verbreed en de huid op de kop verdikt, terwijl het lichaam korter, rond en plomp is en er ook veranderingen in de vinnen zijn. De verdikte huid is gevoelig voor infecties. Ook bij de Buffelrug goudvis (ook wel Ranchu of Eiervis) komt verandering van de kopvorm voor en zij missen een rugvin. De vissen zijn gevoeliger voor ziekten en hun evenwicht kan verstoord zijn.

Verandering van de oogvorm

Bij enkele kweekrassen van de goudvis hebben de ogen een afwijkende vorm of is de positie van de ogen op de kop anders. Bij de Telescoopoog zijn de ogen vergroot en puilen zij zijwaarts uit. Bij de Blaasoog zitten er grote huidblazen onder de ogen. De blazen zijn gevuld met lichaamsvocht en duwen de ogen naar boven. Bij de Hemelkijker puilen de ogen uit en zijn naar boven gericht. Bij Telescoopogen zijn oogafwijkingen aangetoond die het aannemelijk maken dat ze minder goed zien, bij de Hemelkijkers is vastgesteld dat hun netvlies is aangetast, en de Hemelkijker en Blaasoog kunnen alleen naar boven kijken waardoor ze een deel van hun zicht missen. De ogen van deze rassen zijn ook kwetsbaar en kunnen gemakkelijk beschadigd worden. De Hemelkijker en de Blaasoog hebben bovendien geen rugvin, waardoor ze moeilijk in balans blijven.

Vinvormafwijkingen

Sommige vissenrassen hebben verlengde vinnen. Meestal gaat het om de staart- en/of de rugvin. Dit kan het zwemmen en de balans benadelen. De lange vinnen zijn vatbaar voor infecties. Als het een verlenging van de aarsvin (de onderste vin die zich bij de geslachtsopening bevindt en bij sommige soorten door het mannetje wordt gebruikt om het vrouwtje te bevruchten) betreft, kan dit bevruchting verhinderen of belemmeren.

Misvormingen

Als gevolg van inteelt kunnen erfelijke afwijkingen ontstaan, zoals een verkort kieuwdeksel, waardoor het water niet meer optimaal door de kieuwen stroomt en er dus ademhalingsproblemen kunnen optreden. Ook kunnen vissen een kromme rug krijgen. Het is van belang om bij ruggengraatverkrommingen (scoliosis) uit te sluiten dat er een vitamine C tekort meespeelt. Jonge vis kan namelijk door vitamine C gebrek kraakbeenvergroeiingen krijgen, die niet meer terug te draaien zijn.