Kattenkarakters en het ontstaan ervan
Niet iedere kat reageert hetzelfde op een bepaalde situatie, zoals een ontmoeting met een onbekende. Elke kat heeft zijn eigen typische, herkenbare gedragspatroon, dat stabiel is over de tijd heen. Deze variaties in het gedrag van katten zijn deels toe te schrijven aan ras, leeftijd en geslacht (kater of poes, gecastreerd of intact), maar zeker niet helemaal. Het is zinvol om ervan uit te gaan dat ook katten bepaalde ‘karakters’ hebben die zich uiten in de manier waarop ze zich gedragen.
Het wetenschappelijke onderzoek naar het karakter van dieren staat nog in de kinderschoenen, maar er hebben al verschillende onderzoeken naar de individuele verschillen tussen katten plaatsgevonden. De meeste van deze onderzoeken hadden geen betrekking op raskatten maar op gewone ‘huis-tuin-en-keuken’ katten. De meeste conclusies zullen echter ook opgaan voor raskatten.
Verschillende aspecten van het karakter
Er zijn meerdere theorieën bedacht om de verschillende eigenschappen van het karakter van een kat te beschrijven. Eén manier om het karakter te beschrijven is aan de hand van scores op een aantal unieke eigenschappen, waarbij elke combinatie denkbaar is. De eigenschappen die daarbij in wetenschappelijk onderzoek het meest naar voren komen zijn: sociaal, zelfverzekerd, vertrouwend, makkelijk in de omgang, timide, afstandelijk, nerveus, onvriendelijk, agressief en actief.
Er zijn drie hoofdtypen van karakters bij katten te onderscheiden , namelijk:
- de sociale kat, die veel durft, mensen vertrouwt en vriendschappelijke interacties aangaat
- het nerveuze, teruggetrokken type, dat onvriendelijk is
- het agressieve en actieve type
De meeste onderzoeken tot nu toe richten zich op het gedrag van katten ten opzichte van mensen en voorwerpen en niet ten opzichte van andere katten. Alleen al daarom is onze kennis van het gedrag en het karakter van katten zonder twijfel nog onvolledig. Rastypisch gedrag bij raskatten kan men in theorie beschouwen als een onderdeel van het karakter. Onderzoek liet zien dat Perzen en Siamezen qua karakter nogal verschillen van rasloze katten (“Europese Kortharen”) en dat die verschillen groter zijn dat de verschillen tussen die twee rassen.
Op dit moment is onderzoek naar het karakter van katten vooral nog beschrijvend van aard: er is nog relatief weinig aandacht voor de vraag hoe die karaktereigenschappen ontstaan, behalve als het gaat om de vriendelijkheid naar mensen.
Invloeden op de ontwikkeling van het kattenkarakter
Er zijn verschillende zaken die een rol spelen bij de ontwikkeling van een kattenkarakter. Deze worden hieronder genoemd.
Socialisatie
Met socialisatie wordt het proces bedoeld waarbij kittens in hun belangrijkste gevoelige fase (tot een leeftijd van acht weken) onder andere het gedrag van verschillende dieren en mensen leren kennen en daarop zonder angst leren reageren. Socialisatie is een algemeen proces en zegt dus niets over de band die een kat al dan niet met een enkele persoon of dier kan aangaan.
Het is belangrijk dat een kitten tijdens de socialisatieperiode met meerdere personen kennismaakt. Kittens die in de socialisatieperiode door slechts één persoon worden aangehaald, reageren na plaatsing in een gezin overwegend angstig op onbekenden. Om een goed beeld van ‘de mens’ te ontwikkelen is het belangrijk dat een kitten allerlei soorten mensen ontmoet: kinderen, volwassenen, mannen en vrouwen. Een kitten van acht weken dat bijvoorbeeld alleen met volwassen vrouwen vertrouwd is gemaakt, kan als volwassen dier mannen en kinderen beschouwen als een andere, onbekende en bedreigende soort.
De verantwoordelijkheid voor een goede socialisatie ligt grotendeels bij de fokker die ervoor moet zorgen dat een kitten voorbereid wordt op zijn toekomstige sociale leven met andere mensen en dieren. Ook moet een kitten voorbereid worden op gebeurtenissen zoals stofzuigen.
Gedragsontwikkeling op latere leeftijd
Er is nog heel weinig onderzoek gedaan naar karakterveranderingen die plaatsvinden buiten de socialisatiefase. Een onderzoek onder rasloze katten toonde aan dat de drie eigenschappen ‘sociaal’, ‘interactief’ en ‘onderzoekend’, jaar na jaar redelijk hetzelfde bleven, behalve in de periode tussen de leeftijd van vier maanden tot twee jaar. Het karakter van katten wordt dus waarschijnlijk ook gevormd door de interactie met nieuwe eigenaren gedurende de eerste twee levensjaren en misschien langer, maar wel in veel mindere mate dan in de eerste acht levensweken.
Het spreekt voor zich dat een kat niet stopt met leren als hij twee maanden oud is en daarom is het zo belangrijk dat hij ook in de volgende, onderzoekende levensfase (tot een leeftijd van minstens zes maanden) op een vriendelijke manier nieuwe ervaringen en levenslessen blijft opdoen. Bij katten die ongestoord naar buiten kunnen (bijvoorbeeld door een kattenluikje), lijkt dit een natuurlijk proces te zijn waar de hulp van de eigenaar nauwelijks bij nodig is. Wel is belangrijk dat de kat zich bij mogelijke dreiging kan terugtrekken op een veilige thuisplek, dus altijd terug naar binnen kan.
Het is bewezen dat een kat die in een beperkte, onveranderlijke leefomgeving opgroeit, aanpassingsmoeilijkheden heeft wanneer hij daarna in een andere, veel grotere en onvoorspelbare omgeving terecht komt. Een binnenkat kan daarom het beste een soort introductieprogramma doorlopen waarin hij kennismaakt met de prikkels waaraan hij mogelijk ooit blootgesteld zal worden. Denk daarbij aan bijvoorbeeld mensen die er anders uit zien dan zijn eigenaren, andere diersoorten, vervoer in de kattenmand in auto of trein, of gras in een tuin. Een kat is een territoriaal dier en zal, als hij uit zijn omgeving wordt gehaald, snel gestrest raken. Deze stress kan het welzijn van de kat flink aantasten. Gewenning op jonge leeftijd aan (transport naar) andere omgevingen kan helpen deze stress te verminderen.
Moedergedrag
De moederpoes beïnvloedt het gedrag van haar kittens op twee manieren: via de genen (zie onder ‘Erfelijkheid’) en, zolang de kittens van haar afhankelijk zijn, door voorbeeldgedrag. Zelfs op een leeftijd van acht weken nog, vermindert de aanwezigheid van de moederpoes angstgevoelens en stimuleert het de onderzoekslust en het leervermogen van de kittens uit haar nest.
Kittens leren door het gedrag van hun moeder te imiteren. Dit beïnvloedt hun socialisatie. Niet alleen positief, maar ook negatief, bijvoorbeeld als de moederpoes angstig is. Een onvriendelijke moederpoes zal proberen haar kittens bij mensen vandaan te houden, bijvoorbeeld door haar nest op een ontoegankelijke plek te baren of door de kittens na de geboorte te verplaatsen. Er is aangetoond dat de invloed van een angstige moederpoes in zekere mate kan worden afgezwakt, bijvoorbeeld door de kittens op te pakken terwijl de moederpoes wordt afgeleid met eten en in het algemeen door de moeder zo min mogelijk bloot te stellen aan angstwekkende prikkels zolang de kittens bij haar zijn.
Erfelijkheid
Het karakter van kittens die dezelfde opvoeding krijgen vertoont soms opmerkelijke verschillen. Deze verschillen zijn dan waarschijnlijk erfelijk bepaald. De vererving van gedrag is echter veel complexer dan van bijvoorbeeld vacht- of oogkleur.
In onderzoeken is gekeken naar de vererving van de eigenschap ‘zelfverzekerdheid’: de mate waarin een kitten al dan niet bereid is om nieuwe mensen en voorwerpen tegemoet te treden. Het bleek dat bij verder gelijkblijvende omstandigheden zelfverzekerde katers vooral zelfverzekerende en meer sociale kittens voortbrengen, terwijl schuwe vaders schuwe kittens voortbrengen. Hieruit blijkt de erfelijke factor voor ‘zelfverzekerheid’. De invloed van vaders kan in de meeste gevallen namelijk uitsluitend genetisch zijn, omdat hij normaliter niet bijdraagt aan de opvoeding van zijn nakomelingen. Kittens van sociale vaders zijn niet alleen zelf socialer naar mensen, maar gaan ook eerder naar onbekende voorwerpen toe. Dergelijke kittens durven dus duidelijk meer, vanwege hun zelfzekerheid.
De invloed van de moeder op de kittens verloopt zowel genetisch als via gedrag. Zo wordt de zelfverzekerdheid van kittens dus door zowel de vader, als door de moeder en door socialisatie beïnvloed. Een aanvankelijk terughoudend kitten kan door een goede socialisatie een kat worden die mensen wat meer zelfverzekerd tegemoet treedt. De socialisatie van een erfelijk schuw kitten zal echter veel meer inzet en geduld vragen dan dat van een zelfverzekerd kitten dat uit zichzelf naar mensen toekomt.
Andere genetische invloeden op gedrag begrijpen we nog veel minder goed: zelfs rastypisch gedrag is nog niet systematisch bestudeerd. Binnen rassen kunnen verbanden zijn tussen gedrag en andere verervende eigenschappen. Zo bleek uit een onderzoek onder Britse Kortharen dat het gen dat zorgt voor een roodgekleurde vacht in verband kan worden gebracht met problemen in de omgang met onbekende mensen.
Interactie tussen factoren
Het blijkt vaak lastig om erfelijke, sociale en omgevingsinvloeden te onderscheiden, zeker als we niet kijken naar katten in het algemeen, maar naar individuele katten. Neem het gedrag van de moederpoes: er is een complexe wisselwerking van factoren. Het karakter van de moederpoes en haar stijl van opvoeden zijn het resultaat van haar genen en ervaringen, die ze op haar beurt weer zowel via haar genen als haar gedrag doorgeeft.
De genen van de vader- en moederpoes, het gedrag van de moeder en de ervaringen gedurende en na de socialisatieperiode hebben dus allemaal invloed op het karakter van een kat, vooral met betrekking tot zijn gedrag richting mensen.