Sluiten

Dierenmishandeling en -verwaarlozing

Dierenmishandeling is een beladen onderwerp. Wie van dieren houdt, kan zich niet voorstellen dat iemand een dier zou mishandelen. Maar mishandeling komt niet alleen voort uit kwaadwillendheid, soms wordt ook uit onwetendheid het welzijn van een huisdier aangetast. Dit artikel vertelt meer over dierenwelzijn, hoe dat welzijn kan worden aangetast door dierenmishandeling en -verwaarlozing, wat de wet daarover zegt en welke organisaties zich met dit onderwerp bezighouden.

Wat verstaan we onder dierenwelzijn?

Het begrip dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven van een dier. Een dier voelt zich het best als hij zich kan gedragen op een manier die van nature bij hem hoort en waarbij hij geen chronische stress, pijn of angst heeft.

De definitie die de faculteit voor Diergeneeskunde hanteert zegt:
“Een dier heeft een goed welzijn als hij in staat is om zich, via normaal gedrag, aan te passen aan veranderingen in zijn omstandigheden en daardoor een toestand bereikt die hij als positief ervaart”.

Elke diersoort heeft zijn eigen natuurlijke gedrag. Elk dier dat niet in zijn natuurlijke omgeving leeft, probeert zich aan te passen aan zijn leefomgeving. Hij zoekt daarbij wel zoveel mogelijk naar mogelijkheden om zich ‘natuurlijk te kunnen gedragen’ en zijn behoeften te kunnen vervullen. Kippen willen bijvoorbeeld scharrelen en stofbaden nemen, koeien moeten de rust hebben om te herkauwen, varkens hebben ruimte en een stabiele groep nodig, honden houden van wandelen en snuffelen, papegaaien en konijnen van gezelschap van soortgenoten.

Voeding, verzorging, huisvesting en behandeling hebben invloed op het welzijn van gehouden dieren. Omdat alleen de mens – als diereneigenaar – voor deze zaken kan zorgen, is de mens daarvoor verantwoordelijk.

Hoe herkennen we verminderd welzijn van een dier?

Bij dierenmishandeling en –verwaarlozing wordt het dierenwelzijn op een ontoelaatbare manier geschaad. Om na te gaan of het welzijn benadeeld wordt, kan worden gekeken naar de ‘Vijf Vrijheden’. Deze zijn ook opgenomen in de Wet Dieren. Volgens deze vijf vrijheden moet een dier vrij zijn:

  1. van dorst, honger en onjuiste voeding;
  2. van lichamelijk ongemak;
  3. van pijn, verwondingen en ziektes;
  4. van angst en aanhoudende stress;
  5. om zich natuurlijk te gedragen.

Hoe minder er aan deze vijf vrijheden voldaan wordt, hoe slechter het gesteld is met het welzijn en hoe meer we kunnen spreken van mishandeling of verwaarlozing.

Wat verstaan we onder dierenmishandeling en -verwaarlozing?

Onder dierenmishandeling vallen alle niet-noodzakelijke handelingen en alle verwijtbare nalatigheden van mensen, waardoor dieren pijn, letsel of ernstige welzijnsproblemen oplopen.

Dat gaat over dingen die mensen doen waardoor een dier pijn krijgt, gewond raakt of waardoor zijn welzijn veel minder wordt. Bijvoorbeeld een dier schoppen, verwonden of ergens opsluiten waar hij totaal niet aan zijn natuurlijke behoeften kan voldoen of heel veel stress heeft.

Maar ook over dingen die mensen hadden moeten doen, maar niet gedaan hebben, waardoor zulke problemen ontstaan. Bijvoorbeeld door een dier geen drinkwater en voer te geven, of hem niet te verzorgen of hem niet te laten behandelen als hij ernstig ziek is.

Wat staat er in de wet?

Het welzijn van door de mens gehouden dieren is geregeld in de Wet Dieren. Hierop staan aanvullingen die gelden voor gehouden dieren in het Besluit houders van dieren. Voor de bescherming van dieren in het wild is een en ander geregeld in de Omgevingswet en vooral het daarbij horende Besluit activiteiten leefomgeving (voorheen in de Wet Natuurbescherming).

Met betrekking tot dierenmishandeling en -verwaarlozing zijn er in de Wet Dieren twee artikelen opgenomen die daar speciaal over gaan, namelijk artikel 2.1 en artikel 2.2 lid 8. Artikel 2.10 gaat over het doden van dieren.

     Wet Dieren artikel 2.1 Dierenmishandeling

Wettekst:
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.

2. Tot de in het eerste lid verboden gedragingen worden in ieder geval gerekend:

a. een dier arbeid doen verrichten die kennelijk zijn krachten te boven gaat of waartoe het uit hoofde van zijn toestand ongeschikt is;
b. een koe met overvolle uier vervoeren of op een markt of openbare verkoping ten verkoop houden;
c. bij de verlossing van een koe gebruikmaken van dierlijke trekkracht of van een niet daarvoor toegelaten krachttoestel, en
d. een hond als trekkracht gebruiken met uitzondering van de sledehondensport, voor zover toegelaten.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts gedragingen worden aangewezen die in ieder geval worden gerekend tot de verboden gedragingen, bedoeld in het eerste lid.

4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor een toelating als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c en d, of voor de bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, aangewezen gedragingen.

5. Van de krachtens het derde lid aangewezen gedragingen kan, al dan niet in daarbij aangewezen gevallen, deel uitmaken het gebruik van voorwerpen die bij dieren pijn of letsel kunnen veroorzaken, dan wel de gezondheid of het welzijn kunnen benadelen.

6. Een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.

7. Het bij en krachtens het eerste tot en met het zesde lid bepaalde is tevens van toepassing ten aanzien van andere dan gehouden dieren.

Uitleg:
Lid 1: Dit betekent dat men niet iets mag doen waardoor een dier pijn krijgt of gewond raakt of waardoor zijn welzijn ernstig verminderd wordt.
En dat men ook niet iets achterwege mag laten waardoor een dier pijn heeft, gewond raakt of waardoor zijn welzijn ernstig verminderd wordt.

Het mag wél als er daarvoor een redelijk doel is en als datgene wat men het dier aandoet in verhouding staat tot het bereiken van dat doel. Dat klinkt misschien raar, maar soms is het nodig om een dier bijvoorbeeld pijn te doen. Zoals wanneer hij een vaccinatie krijgt om hem te beschermen tegen een dodelijke ziekte. Of als men een dier tegen moet houden, omdat hij anders een mens ernstig verwondt of doodt.

Lid 2: Hier worden specifieke handelingen genoemd die in elk geval niet mogen. Namelijk:
• Een dier werk laten doen dat te zwaar voor hem is
• Een koe met een te volle uier vervoeren of op een markt te koop aanbieden
• Een kalfje bij de geboorte uit de koe trekken met behulp van een ander dier of met een apparaat dat daarvoor niet is toegestaan
• Een hond iets laten trekken, met uitzondering van sledehondensport. Wat er onder die sport valt en met welke honden dat mag is ergens anders beschreven.

Lid 3: In een algemene maatregel van bestuur kunnen nog meer handelingen worden genoemd die ook niet mogen. Daarbij is voor gehouden dieren artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren belangrijk, zie verderop.

Lid 4: In een ministeriele regeling kan bepaald worden welke apparaten zijn toegestaan om een kalfje te helpen bij de geboorte en wat er precies toegestaan is als ‘sledehondensport’.

Lid 5: in de algemene maatregel van bestuur die bedoeld wordt bij punt 2.1.3 kan het gebruik van voorwerpen die bij dieren pijn of verwonding kunnen veroorzaken, of die de gezondheid of het welzijn kunnen benadelen, worden meegenomen.

Lid 6: Iedereen is verplicht om een dier dat hulp nodig heeft, te helpen. Dat geldt ook als dat niet zijn eigen dier is.

Lid 7: al deze regels uit artikel 2.1 gelden niet alleen voor gehouden dieren, maar ook als het om een wild dier gaat.

     Wet Dieren artikel 2.2 Houden van dieren

Wettekst:
Lid 8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.

Uitleg:
Iedereen die dieren houdt, is verplicht die dieren goed te verzorgen. Bijvoorbeeld door ze voldoende geschikt voer, schoon drinkwater, een goede, droge en veilige ligplek en voldoende beschutting te geven.

     Wet Dieren artikel 2.10 Doden van dieren

Wettekst:
Lid 1. Het is verboden om dieren behorend tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten of diercategorieën te doden, behoudens in gevallen waarin een dier wordt gedood voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Bij algemene maatregel van bestuur worden in elk geval aangewezen de krachtens artikel 2.2, eerste lid, aangewezen zoogdiersoorten en ganzen.

Uitleg:
Dit artikel verbiedt het doden van bepaalde diersoorten, behalve als het gaat om de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten (zoals vlees) of in bepaalde situaties. Om welke soorten het gaat en om welke situaties, wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur, namelijk het Besluit houders van dieren. De ‘krachtens artikel 2.2, eerste lid aangewezen zoogdiersoorten’ zijn alle dieren op de huis- en hobbydierenlijst. Die lijst gaat echter pas (vermoedelijk) per 1 juli 2024 in. Tot die tijd geldt het verbod om te doden voor dieren die nu genoemd worden in het Besluit houders van dieren: honden, katten en ganzen.

     Besluit houders van dieren - verboden handelingen

Het Besluit houders van dieren, artikel 1.3, geeft een aanvullende lijst van handelingen die verboden zijn, namelijk
a. het zich ontdoen van een dier;
b. het schoppen van een dier;
c. het zodanig slaan van een dier dat dit letsel ten gevolge heeft;
d. het onderwerpen van een dier aan een explosieve, bijtende of brandende stof;
e. het weiden van een dier op niet beweidbaar land of, anders dan voor korte duur, weiden op slecht beweidbaar land;
f. het zich vervoeren of verplaatsen, het zich laten vervoeren of laten verplaatsen of een ander doen vervoeren of doen verplaatsen op een dier of in of op een vervoermiddel dat wordt voortbewogen door een dier, indien dat vervoeren of verplaatsen de krachten van dat dier kennelijk te boven gaat, of indien het dier daartoe kennelijk niet geschikt is;
g. het gebruik van of het vastbinden of aanlijnen van een dier met een voorwerp waarmee het dier door middel van scherpe uitsteeksels pijn kan worden toegebracht;
h. het gebruik van apparatuur die geschikt is om aan een hond stroomstoten af te geven, met uitzondering van:

  1. het gebruik daarvan bij het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen;
  2. het gebruik daarvan in de uitvoering van de taak van de politie of de politietaken van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 3, onderscheidenlijk artikel 4, van de Politiewet 2012, in de uitvoering van de taken van de krijgsmacht, bedoeld in artikel 97 van de Grondwet, in de uitvoering van een overheidstaak in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel of bij het trainen ten behoeve van de uitvoering van deze taken door de betrokken overheidsorganisatie, voor zover het met dat gebruik beoogde doel dit rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt;
  3. het gebruik van elektrische afrastering.

Uitleg:
Veel van deze regels spreken voor zichzelf.
Onderdeel a zegt dat het verboden is om een dier te ‘dumpen’.
Onderdeel f zegt dat je niet op een dier mag rijden of je door een dier mag laten voorttrekken of voortduwen in een voertuig als dat te zwaar is voor het dier of als het dier daarvoor niet geschikt is.
Onderdeel g betekent onder andere dat het gebruik van een prikband bij honden, een halsband met naar binnen gestoken pinnen, verboden is.
Onderdeel h is het verbod op het gebruik van een elektrische stroomband en het gebruik van een elektrische ‘onzichtbare omheining’, dus het systeem waarbij een hond als hij een onzichtbare grens over gaat, automatisch een schok krijgt toegediend. Wat wél mag is een zichtbare elektrische afrastering, het ‘schrikdraad’ dat om weilanden staat.

     Besluit houders van dieren - doden van dieren

Ook geeft het Besluit houders van dieren informatie over welke dieren men niet mag doden of onder welke omstandigheden dit wél is toegestaan. Dit staat in artikel 1.9 en 1.10:

Artikel 1.9. Toepassingsbereik

Wettekst:
Als diercategorieën als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de wet worden aangewezen ganzen, honden en katten.

Uitleg:
Op dit moment geldt het verbod om een dier te doden dus alleen voor honden, katten en ganzen. Vanaf het moment dat de huis- en hobbydierenlijst voor zoogdieren in werking treedt, is de bedoeling dat het verbod gaat gelden voor alle zoogdieren die op deze lijst staan en voor ganzen.

Artikel 1.10. Gevallen waarin dieren mogen worden gedood

Wettekst:
Als gevallen als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de wet worden aangewezen gevallen waarin:

a. een dier wordt gedood ter beëindiging of voorkoming van onmiddellijk gevaar voor mens of dier;

b. een dierenarts heeft vastgesteld dat doden in het belang van het dier is;

c. dat doden bij of krachtens enig wettelijk voorschrift of ingevolge een EU-verordening is voorgeschreven;

d. een dier wordt gedood ter beëindiging van ondraaglijk lijden van het dier;

e. een dier wordt gedood vanwege niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken.

Uitleg:
Deze regels geven de uitzonderingen aan wanneer honden, katten of ganzen toch gedood mogen worden.

Hoe vaak komt dierenmishandeling voor in Nederland?

Er valt niet precies te zeggen hoeveel dieren er per jaar worden mishandeld c.q. verwaarloosd. Dat komt aan de ene kant natuurlijk doordat misstanden meest achter gesloten deuren plaatsvinden. Maar er wordt ook geen centrale databank bijgehouden, waarin alle toezichthouders hun cijfers opslaan.

Precieze cijfers zijn er dus niet, maar men kan het aantal gevallen wel schatten. Zo wordt geschat dat er per jaar meer dan honderdduizend gevallen van kindermishandeling voorkomen. Omdat de drempel om dieren te mishandelen een stuk lager is dan die voor mensen, verwacht men dat het aantal gevallen van dierenmishandeling aanzienlijk hoger ligt. Het aantal gevallen waarbij door toezichthouders (politie, LID en NVWA) kan worden ingegrepen, is waarschijnlijk dus slechts het ‘topje van de ijsberg’.

De LID behandelt gevallen van verwaarlozing van gezelschapsdieren en hobbydieren en maakt hierover jaarlijks zo’n 5000 tot 6000 dossiers aan. De politie behandelt gevallen van mishandeling bij gezelschapsdieren en hobbydieren. De NVWA handelt meldingen af van verwaarlozing van productiedieren en hondenhandel.

Bij elkaar zijn dat duizenden gevallen per jaar. Dit gaat bijvoorbeeld om fysieke mishandeling, zoals slaan of schoppen, het niet laten behandelen van zieke of gewonde dieren of dieren geen voedsel of water geven.

Dierenmishandeling en -verwaarlozing door onwetendheid

Een belangrijke oorzaak van veel dierenleed is een gebrek aan kennis bij mensen over hun huisdier. Vaak weten mensen maar gedeeltelijk waar het dier behoefte aan heeft. Dit geldt zeker niet alleen voor exotische dieren die uit tropische gebieden komen, zoals soms wordt gedacht. Deze dieren stellen soms hoge eisen aan klimaat, huisvesting, voeding en (medische) verzorging. Maar ook over ‘gewone’ huisdieren als honden, katten of konijnen, weten mensen vaak te weinig, met als gevolg dat zij hun dieren soms volstrekt verkeerd behandelen. Juist bij dieren die vrij algemeen gehouden worden, denken mensen vaak ten onrechte dat het gemakkelijke dieren zijn waar men niet zoveel van hoeft te weten om ze goed te kunnen verzorgen.

Bekijkt men het aantal dossiers van de LID per diersoort of diergroep, gemiddeld per jaar over 2020, 2021 en 2022, dan ziet met het volgende beeld:

Hond: 2278
Kat: 1517
Paard/pony: 1271
Vogel: 452
Konijn: 338
Knaagdier: 181
Kleinvee: 236
Vis: 116
Amfibie & reptiel: 83
Overig: 79

Deze dossiers gaan vooral over slechte huisvesting en onvoldoende verzorging. Het is duidelijk dat ook bij de veelgehouden dieren nog veel misgaat.

Om onnodig dierenleed te voorkomen wil het LICG iets doen aan het gebrek aan kennis over huisdieren. Daarom geven wij objectieve en betrouwbare voorlichting over het verantwoord aanschaffen en houden van huisdieren. Als men weet wat het dier nodig heeft, kan men er beter voor zorgen en kan het welzijn van huisdieren verbeteren. Centraal staan de huisdierenbijsluiters, die per huisdiersoort aangeven wat het dier nodig heeft en hoe men er zo goed mogelijk voor kunt verzorgen. Dankzij deze bijsluiters weten mensen beter wat voor soort dier ze aanschaffen en kunnen ze een bewustere keuze maken.

Wie doen er iets aan dierenmishandeling?

In ons land zijn er diverse organisaties met opsporingsbevoegdheid, die zich bezighouden met het toezicht op dierenwelzijn.

Politie
Uiteraard is de politie in het algemeen belast met handhaving van de wet. Binnen de politie zijn er speciale ‘Taakaccenthouders handhaving dierenwelzijn en opsporing dierenleed’.

Zij werken bovendien samen met specialisten zoals de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) en de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit). De LID houdt zich bezig met huisdieren (honden, katten enz.) en hobbydieren (geiten, schapen, paarden of pony’s), terwijl de NVWA gaat over professioneel gehouden landbouwhuisdieren (koeien, varkens, kippen enzovoorts).

Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID)
Deze organisatie zet zich in om het welzijn van dieren te waarborgen en, waar dat nodig is, te verbeteren. Ook bevorderen ze het naleven van de wetgeving op het gebied van dierenwelzijn. Het onderzoeken van meldingen is een hoofdtaak van de inspectiedienst. Daarnaast doet ze bijvoorbeeld ook routinecontroles. Daarbij controleren de inspecteurs het dierenwelzijn op plaatsen waar veel dieren worden gehouden of verhandeld, zoals markten, speciaalzaken, fokkers of dierenpensions. De inspecteurs controleren ook regelmatig bij notoire overtreders, mensen die keer op keer met hun dieren in de fout gaan.

De LID heeft districtsinspecteurs in dienst die tevens zijn aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Indien het welzijn van de dieren kan worden verbeterd, kunnen de inspecteurs van de LID op basis van bestuursrecht de eigenaar dwingen om bijvoorbeeld de huisvesting te verbeteren of naar een dierenarts te gaan. Ook kan, in overleg met RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland), worden besloten om een dier (tijdelijk) bij de eigenaar weg te halen (in bewaring te nemen). Daarnaast zijn de inspecteurs bevoegd om strafbare feiten op te sporen, kunnen ze proces-verbaal opmaken en eventueel, in overleg met het Openbaar Ministerie (OM), dieren in beslag nemen. Uiteraard neemt de districtsinspecteur niet zomaar zulke zware maatregelen. Waar mogelijk probeert hij of zij de leefomstandigheden van het dier eerst te verbeteren door afspraken te maken met de eigenaar en/of door waarschuwingen te geven.

De LID is een onafhankelijke stichting die een overheidstaak uitvoert en voortkomt uit en ondersteund wordt door de Nederlandse Vereniging tot Bescherming der Dieren (Dierenbescherming). De LID wordt gesubsidieerd door de ministeries van LNV en van Justitie en Veiligheid.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De NVWA reguleert, adviseert, controleert en handhaaft de regels op het gebied van voedselveiligheid, dierenwelzijn en natuurbescherming. Daaronder valt ook de inspectie van beroepsmatige houders van dieren, zowel bij steekproeven als wanneer er een melding wordt gedaan. Ze werken ook samen met de LID en de politie om misstanden in de handel met gezelschapsdieren te bestrijden.

Meer informatie over de uiteenlopende werkzaamheden van de NVWA vindt u op www.nvwa.nl.

Dierenmishandeling of -verwaarlozing melden via 144

Als u getuige bent van een of andere vorm van dierenmishandeling of -verwaarlozing, bent u verplicht dit te melden.

In Nederland is een landelijk meldpunt voor dieren in nood en dierenmishandeling/dierenverwaarlozing ingesteld dat u bereikt via telefoonnummer 144. Meldpunt 144 is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid van de nationale politie en werkt samen met diverse organisaties: de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID), de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) en dierenambulances.

In het geval van noodhulp worden de meldingen direct doorverbonden naar de Meldkamer Politie en Brandweer en/of de dierenambulances.
Voor meldingen zonder spoedeisend karakter wordt een meldformulier gemaakt en deze wordt doorgestuurd naar de Taakaccenthouders van de politie, de LID of de NVWA.

Meldpunt 144 is van maandag t/m zaterdag tussen 08.00 uur en 18.30 uur telefonisch te bereiken en op zondag van 09.30 uur tot 18.30 uur.

Wilt u iets melden buiten deze tijden of is telefoonnummer 144 om technische redenen niet bereikbaar? Bel dan de politie via het landelijke nummer 0900-8844 of voor spoed 112.

U kunt ook melding doen via een online meldformulier als het niet om een spoedgeval gaat.

Om de melding zo goed mogelijk te kunnen registreren, wordt u in elk geval gevraagd om gegevens over:

  • het (de) dier(en) waar het om gaat;
  • de locatie waar het is gebeurd;
  • de eigen waarneming die u heeft gedaan. Liefst heeft men ook film- of fotomateriaal. Probeer dit dus aan te leveren, maar let bij het maken daarvan wel op uw eigen veiligheid! Beeldmateriaal kunt u opsturen via het digitale meldformulier;
  • de melder zelf (anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen).

Als melder krijgt men de garantie dat er zorgvuldig en conform de Wet bescherming persoonsgegevens met uw gegevens wordt omgesprongen. Natuurlijk wordt uw naam niet bekend gemaakt bij de 'beklaagden'.

Wat gebeurt er met uw melding?

Meldingen over huisdieren worden behandeld door een Taakaccenthouder van de politie en/of een districtsinspecteur van de LID. Vervolgens kan er bestuursrechtelijk of strafrechtelijk opgetreden worden. Als de situatie zeer ernstig is, neemt de inspecteur strenge maatregelen. Hij kan proces-verbaal opmaken of zelfs dieren in bewaring of in beslag nemen. Meldingen worden geregistreerd in een databank. Na enige tijd kan een melder navraag doen over de stand van zaken, maar daarbij zal er in verband met de privacy alleen gezegd kunnen worden of een melding gegrond of ongegrond was.

In ernstige gevallen waarvan bij melding duidelijk is dat het om een strafbaar feit kan gaan, wordt direct de politie ingeschakeld, soms ook in samenwerking met de LID. Bij acute noodsituaties wordt actie ondernomen door de politie.

Gaat het om lichtere vormen van verwaarlozing waarbij waarschijnlijk geen strafbaar feit is gepleegd, dan kan een diereigenaar gewezen worden op mogelijke hulp van de Dierenbescherming. De diereigenaar zelf zal contact met deze organisatie op moeten nemen. Zij gaat dan in overleg met de eigenaar om het welzijn en de verzorging van het dier te verbeteren.

Meldingen over bedrijfsmatig gehouden dieren worden behandeld door de NVWA.

Meer informatie vindt u op de website van de politie: https://www.politie.nl/onderwerpen/dierenpolitie.html

Melden verminderde zorg voor landbouwhuisdieren

Bij het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren kunt u terecht met vragen en meldingen als u vermoedt dat landbouwhuisdieren niet goed verzorgd worden. Het gaat daarbij om bedrijfsmatig gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, paarden en kippen. Dit loket is een initiatief uit de veehouderijsector en is bedoeld om het aantal gevallen van verminderde dierzorg zo klein mogelijk te houden en op tijd in te grijpen. Het Vertrouwensloket bestaat uit mensen met kennis op het gebied van dierverwaarlozing en van de agrarische sector, zoals veeartsen. Zij treden op als er duidelijke vermoedens zijn dat het dierenwelzijn in het gedrang komt. Ze leggen geen boetes op, maar helpen de eigenaar om een oplossing van zijn of haar problemen te vinden.

Relatie dierenmishandeling - mensenmishandeling

In veel gevallen van opzettelijke dierenmishandeling verkeren de daders in psychosociale problemen. Vaak gaat het om mensen met geld- en/of drugsproblemen, mensen die in psychische nood zijn of mensen met relationele problemen. De mishandeling van hun dier kan dan een uiting zijn van frustratie en onmacht. Ook wordt dierenmishandeling in verband gebracht met vervelende ervaringen in de kindertijd en het meemaken van dierenmishandeling of huiselijk geweld op jonge leeftijd. Mannen zijn aanzienlijk vaker dader van dierenmishandeling dan vrouwen.

Dierenmishandeling heeft bovendien een verband met gewelddadigheid gericht tegen mensen. Het plegen van dierenmishandeling is een voorspellende factor van gewelddadigheid tegen mensen en van de aanwezigheid van persoonlijkheidsstoornissen en verslaving. Dit maakt dat het voor zowel mens als dier belangrijk is om dierenmishandeling te signaleren en hiertegen op te treden.

Op basis van onderzoek in diverse landen is steeds meer samenwerking ontstaan om mishandeling van dieren en mensen te voorkomen. Dat heeft ertoe geleid dat meer dierenmishandeling gemeld wordt bij de autoriteiten, er betere opsporingsmogelijkheden zijn en dat wetgeving verbeterd is, maar bijvoorbeeld ook tot gecombineerde opvangtehuizen voor slachtoffers voor mens en huisdier.

Taskforce ‘Huiselijk geweld en dierenmishandeling’

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er ook in ons land een relatie bestaat tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. Dierenartsen en dierenbeschermers blijken een belangrijke rol te kunnen spelen bij melding en opsporing van huiselijk geweld. En omgekeerd: hulpverleners bij huiselijk geweld kunnen een belangrijke rol spelen bij melding en opsporing van geweld tegen dieren.

Om geweld tegen mens en dier eerder op te sporen en te voorkomen is in 2009 de Taskforce ‘Huiselijk geweld en dierenmishandeling’ opgericht. Hierin werkten specialisten uit verschillende disciplines samen, zoals juristen, politie, justitie, dierenartsen, dierenbeschermers, wetenschappers en welzijnswerkers. Het belangrijkste doel was om bekendheid te geven aan de relatie tussen geweld tegen mensen en dieren, wat bij kan dragen aan het sneller opsporen, voorkómen en aanpakken van geweld. Meer bekendheid kan ertoe leiden dat geweld tegen mens en dier sneller gemeld wordt, zodat actie kan worden ondernomen.

Een taak van de taskforce was bovendien om kruisverbanden te leggen tussen organisaties zoals politie, justitie, reclassering, maatschappelijk werk, jeugdzorg, (vrouwen-)opvang, advies- en steunpunten huiselijk geweld enerzijds en dierenartsen, artsen en dierenbeschermers anderzijds. Zo kunnen deze groepen kennis uitwisselen en samenwerken. Hieruit zijn verschillende andere initiatieven ontstaan op dit gebied.

Hulp bij opvang mens en dier

Stichting Mendoo (voorheen ‘Blijf van mijn dier’) biedt professionele hulp bij huiselijk geweld voor mens en dier. Het komt regelmatig voor dat iemand die mishandeld wordt, niet weg durft te gaan omdat er gedreigd wordt het huisdier te mishandelen of omdat men het huisdier niet wil achterlaten. Stichting Mendoo kan helpen om een veilige opvangplek voor het dier te vinden, bij een gastgezin of op locaties die zowel eigenaar als huisdier opvangen. Meer informatie is te vinden op https://mendoo.nl

Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling

De Universiteit Utrecht heeft in 2017 een Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling (LED) opgericht. Hier worden gegevens over dierenmishandeling bijgehouden, er wordt onderzoek gedaan en er wordt voorlichting en educatie gegeven, zoals aan dierenartsen, maar ook aan humane artsen, politie en anderen die bij dit onderwerp betrokken zijn.

Het herkennen van dierenmishandeling kan soms erg lastig zijn. Het verschil met ongelukken of aandoeningen is niet altijd duidelijk en de tekenen van dierenmishandeling zijn door bijvoorbeeld een dikke vacht minder goed te zien. Dierenartsen kunnen een vermoeden van dierenmishandeling (anoniem) melden bij het LED en gegevens met beeldmateriaal uploaden. De experts van het LED kunnen vervolgens helpen om na te gaan of er inderdaad sprake kan zijn van dierenmishandeling. Zo kan een dierenarts een goed onderbouwde melding doen bij de politie als het inderdaad dierenmishandeling blijkt te zijn.

Meer informatie vindt u hier: www.meldpuntled.nl

Preventie: Maatschappelijke dierenhulp en Helpdesk Hulpverleners

De Dierenbescherming heeft een speciaal informatiepunt voor sociale hulpverleners die bij cliënten situaties aantreffen waarin het welzijn en de verzorging van huisdieren in het nauw komen. Bijvoorbeeld als een eigenaar niet meer goed voor zijn dier kan zorgen of als de eigenaar niet goed met zijn dier kan omgaan waardoor er bijvoorbeeld gedragsproblemen ontstaan.

De Helpdesk Hulpverleners geeft advies en kan als dat nodig is een hulptraject starten om oplossingen voor het probleem te vinden waarmee zowel dier als eigenaar geholpen zijn. De eigenaar moet wel bereid zijn om mee te werken. Meer hierover leest u bij de Dierenbescherming: https://www.dierenbescherming.nl/werkzaamheden/preventie/maatschappelijke-dierenhulp

Ook eigenaren die zelf merken dat ze problemen hebben om goed voor hun huisdier(-en) te zorgen, bijvoorbeeld doordat ze te veel dieren hebben, zelf niet meer in staat zijn de verzorging goed uit te voeren of doordat een situatie hen boven het hoofd groeit, kunnen hulp vragen bij de Dierenbescherming. Kijk daarvoor op https://www.dierenbescherming.nl/werkzaamheden/preventie

Interessante links

Hier vindt u nog eens een aantal nuttige links op een rijtje: