Wallaby
De wallaby is een kleine kangoeroe. Ondanks zijn kleine formaat kan hij flinke sprongen maken met zijn sterke achterpoten. Hij heeft dan ook een groot terrein nodig. Wallaby’s zijn niet gemakkelijk te hanteren, ze houden daar niet van. Er is ervaring nodig om een wallaby te houden.
De wallaby staat niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren en mag vanaf 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden.
Algemeen
De wallaby behoort tot de familie van de kangoeroes, die valt onder de buideldieren.
Er bestaan verschillende soorten die tot maximaal 90 centimeter groot kunnen worden. Wallaby’s hebben grote, sterke achterpoten waarmee ze zich, al springend, snel kunnen voortbewegen. De voorpoten zijn veel kleiner. De staart wordt mede gebruikt om op te steunen. Wallaby’s worden meestal tien tot vijftien jaar oud.
De wallaby mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen.
Verschillende varianten
De vier soorten wallaby's die in Nederland gehouden worden, zijn de Bennett wallaby (Macropus rufogrisea), de Parma wallaby (Macropus parma), de Tamar wallaby (Macropus eugenii) en de zandwallaby (Macropus agilis). Deze soorten verschillen van elkaar in grootte, kleur en soms ook gedrag. De Bennett en zandwallaby zijn een stuk groter dan de Parma en Tamar wallaby. De grootste twee kunnen wel 80 tot 90 centimeter worden en 27 kilogram wegen. De twee kleinste worden maar 50 tot 70 centimeter en wegen niet meer dan zeven kilogram.
Van nature
Wallaby's komen, net als alle andere kangoeroes, oorspronkelijk uit Australië. Ze zijn daar vooral te vinden in de buurt van open grasvlaktes. Overdag verschuilen ze zich meestal in de schaduw in het struikgewas en in de schemering zijn ze actief. Wallaby’s hebben een heel kenmerkende manier van voortbewegen, ze maken grote sprongen met hun sterke achterpoten.
De meeste wallabysoorten leven alleen, maar de zandwallaby leeft juist in groepjes. In een groep heerst een bepaalde rangorde. Als er een nieuwe wallaby bijkomt, geeft dat onrust, totdat de plaats van het nieuwe dier bepaald is.
Huisvesting
Wallaby’s moeten buiten gehuisvest worden op een groot stuk grond. Hoewel de meeste wallaby’s van nature alleen leven, is het bij voldoende ruimte is meestal ook geen probleem om ze in groepen te huisvesten. Zet in dat geval niet teveel mannen bij elkaar, een verhouding van één mannetjesdier op minimaal twee tot drie vrouwen voorkomt agressie tussen de mannen. Wanneer u geen groep wilt houden, kunt u ook kiezen voor een paartje van een man en een vrouw.
LET OP: Omdat deze dieren niet op de huis- en hobbydierenlijst 2024 staan, mag er niet mee gefokt worden. Dat betekent dat u daar bij de huisvesting rekening mee moet houden. Zet geen vrouwtjes en ongecastreerde mannetjes bij elkaar. Wilt u mannetjes en vrouwtjes samen laten leven, dan moet tenminste het mannetje (chirurgisch of chemisch) gecastreerd worden (of moet er indien mogelijk een andere betrouwbare manier van geboortebeperking worden toegepast). Overleg dit goed met uw dierenarts. Let er bij een castratie wel op dat het mannetje na de castratie mogelijk nog een tijd niet bij het vrouwtje mag, omdat hij dan nog vruchtbaar kan zijn!
Voor een groep van vijf wallaby’s heeft u een verblijf nodig van 200 m². Voor ieder dier extra moet u 20 m2 extra rekenen. De bodem van het buitenverblijf moet voornamelijk bestaan uit gras met wat zandvlaktes waar ze kunnen graven. Een dergelijke zachte bodem voorkomt irritaties van de voetzolen.
Zorg dat de wallaby’s schuil- en rustplaatsen tot hun beschikking hebben. Hiervoor kunt u bijvoorbeeld (hoog) struikgewas en bomen plaatsen. Dit geeft meteen ook beschutting en schaduw.
De afrastering moet minstens twee meter hoog en stevig genoeg zijn om de dieren binnen het verblijf te houden. Zorg dat de omheining goed zichtbaar is, dat de hoeken afgerond zijn en dat er geen uitstekende delen zijn.
In ons klimaat heeft een wallaby ook een binnenverblijf nodig dat vorstvrij, tochtvrij en droog is. Dit dient 20 m² te zijn voor vijf volwassen dieren en 3 m2 extra voor ieder extra dier. Gebruik geen glazen ramen in het binnenverblijf, tenzij deze stevig afgeschermd zijn met zichtbaar gaas. Meestal heeft een binnenverblijf een betonnen vloer, met daarop een laag strooisel, zoals zaagsel of zand.
Verzorgen en hanteren
Voorzie het binnenverblijf elke week van een schone laag strooisel en zorg dagelijks voor vers water.
Wallaby’s zijn geen knuffeldieren. Ze worden liever niet vastgepakt of geaaid, en zijn vrij schuw. Ze kunnen gestrest reageren op vreemde situaties, maar wennen over het algemeen relatief makkelijk aan bijvoorbeeld een nieuwe omgeving. Het helpt daarbij als er al van jongs af aan tijd besteed is aan het socialiseren van deze dieren.
Soms is het nodig om een wallaby vast te pakken. Gebruik een aparte vangruimte waar u het te vangen dier apart kunt zetten van de andere dieren. Om hem te vangen moet u hem vastpakken bij de basis van de staart, zo dicht mogelijk tegen het lichaam aan. Als u de staart te ver naar het uiteinde vastpakt, kan er een staartbot breken. Uw vrije arm slaat u rond de borst van het dier, net onder de voorpoten. Wees altijd voorzichtig. Het hanteren kan veel stress veroorzaken bij een wallaby. Als u dit nog nooit gedaan heeft, kunt u dit het beste overlaten aan een ervaren persoon.
Wallaby’s zijn over het algemeen niet agressief naar mensen toe. Toch kunnen ze aanvallen als ze zich bedreigd voelen. Voor een aanval blaast een wallaby zijn borstkas op en 'bokst' met zijn voorpoten in de lucht. Als ze echt aanvallen, leunen ze op hun staart en gebruiken ze hun sterke achterpoten om voorwaarts te trappen. Hierbij kan een mens (ernstig) gewond raken.
Wallaby’s zijn schemer- en nachtactieve dieren, die overdag dus juist rusten. Laat ze dan met rust, om stress te voorkomen.
Voeding
Wallaby's moeten altijd gras en hooi tot hun beschikking hebben. Daarnaast kan er bijgevoerd worden met rauwe groenten en fruit. Ook is het belangrijk om kant-en-klare kangoeroebrokken te voeren, maar dit mag nooit het enige voedsel zijn dat de dieren binnenkrijgen. Schapenbrokken of konijnenbrokken zijn geen goede voeding voor de wallaby. Hier zit veel te weinig vitamine E en selenium in. Leg het voer niet op de grond, maar bied het aan in een hooiruif of voerbak. Zo blijft het voedsel droog en schoon. Verder moet een wallaby ook altijd voldoende vers water hebben.
Voortplanting
Mannelijke wallaby's zijn meestal iets groter en zwaarder dan vrouwtjes. Ze hebben ook wat meer kleur in de vacht. Het vrouwtje is natuurlijk te herkennen aan de buidel waar ze haar jong in draagt.
Fokken met de wallaby is vanaf 1 juli 2024 niet toegestaan, omdat deze soort niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren staat. U moet er dus voor zorgen dat vrouwtjes niet gedekt kunnen worden. Mocht u een vrouwtje hebben dat toch nog gedekt is, zorg er dan voor dat het mannetje direct bij haar weggehaald wordt.
De zandwallaby en de Parma wallaby kunnen het hele jaar door jongen krijgen, terwijl de voortplanting zich bij de Tammar wallaby en de Bennett wallaby beperkt tot de maanden januari tot en met juni.
Na een draagtijd van ongeveer een maand wordt er meestal één joey (een jong) geboren. Dit jong is nog geen twee centimeter groot en weegt minder dan een gram. Het kale, blinde diertje is nog lang niet klaar om voor zichzelf te zorgen. Direct na de geboorte klimt het naar de buidel waar het zich vastklampt aan een tepel van de moeder. Voorkom stress en zorg dat u moeder en jong niet verstoort.
Na drie tot vijf maanden gaan de ogen en oren open en begint de vacht te groeien. Na vijf tot negen maanden, afhankelijk van de soort wallaby, verlaat het jong voor het eerst de buidel. In het begin komt de joey nog regelmatig terug om te drinken bij de moeder. Ongeveer een jaar na de geboorte is een wallaby zelfstandig.
Afhankelijk van de wallaby soort en het geslacht is een wallaby geslachtsrijp tussen de 8 maanden en 2 jaar leeftijd. Voor die tijd moet u mannelijke en vrouwelijke dieren dus van elkaar scheiden.
Ziekten en aandoeningen
Een zieke wallaby is vaak te herkennen aan lusteloosheid, een vieze vacht en verminderde eetlust. Wallaby’s kunnen onder andere lijden aan kaakontstekingen (‘lumpy jaw’), worminfecties, toxoplasmose en tetanus. Ook kunnen ze kangoeroepokken krijgen, deze worden doorgegeven door muggen. Een van de symptomen is het ontstaan van wratten op de poten, meestal gaat dit vanzelf over.
Door een gebrek aan ruimte of beschutting of door een onrustige leefomgeving kunnen wallaby’s last krijgen van (chronische) stress. Hierdoor kunnen de dieren gevoeliger worden voor allerlei ziekten en daarnaast afwijkend (onrustig of stereotiep) gedrag laten zien.
Raadpleeg als u twijfelt over de gezondheid van uw wallaby's altijd uw dierenarts.
Benodigde ervaring
De wallaby is niet heel makkelijk als huisdier te houden. Vooral niet als het gaat om hanteren en huisvesting, er is namelijk een behoorlijk groot verblijf nodig. Wallaby’s zijn daarom niet aan te raden voor beginnende huisdierhouders.
Aanschaf en kosten
Een wallaby mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen. Als u een wallaby wilt aanschaffen moet deze dus:
- al aantoonbaar in Nederland werden gehouden vóór 1 juli 2024, óf
- geboren zijn uit een moederdier dat al drachtig was én in Nederland was vóór 1 juli 2024.
Wilt u een wallaby kopen of overnemen, vraag dan om een bewijs van de vorige eigenaar dat aan een van deze eisen voldaan is. Dat kan bijvoorbeeld met een chipregistratie, aankoopbewijs, inschrijving bij en/of rekening van een dierenarts of, als dat niet haalbaar is, eventueel een foto van het dier met betrouwbare datum. Een verklaring van een ‘getuige’ is onvoldoende bewijs! Zorg ervoor dat u het bewijs ook meekrijgt, zodat u bij een eventuele controle kunt laten zien dat u het dier volgens de regels heeft aangeschaft. Lees ook het artikel over de huis- en hobbydierenlijst.
Let bij de aanschaf of overname van een wallaby goed op of het dier er gezond en schoon uitziet, levendig is en of de huisvesting goed in orde is.
Houd naast de kosten voor de aanschaf, huisvesting en verzorging ook rekening met onvoorziene kosten zoals dierenarts rekeningen. Het is verstandig om hier geld voor opzij te zetten dat u echt alleen voor uw dier(en) bestemt.
Aandachtspunten
- Ook al staat uw dier niet op de huis- en hobbydierenlijst : het blijft natuurlijk in de eerste plaats belangrijk om goed voor uw dier te blijven zorgen. Dat betekent dat u gerust naar een dierenarts kunt gaan als er iets met uw dier aan de hand is. Oók als u twijfelt of uw bewijs dat uw dier aan de regels voldoet wel voldoende is, want de dierenarts heeft geen taak om dat te controleren of door te geven aan de overheid.
- Kunt u zelf om wat voor reden dan ook niet meer voor uw dier zorgen, zoek dan een goed nieuw tehuis voor hem. Vergeet dan niet om een kopie van uw bewijs dat uw dier al voor 1 juli 2024 als huisdier werd gehouden, mee te geven aan de nieuwe eigenaar.
- Niet elke dierenarts heeft verstand van wallaby’s. Zoek al een dierenarts die kennis heeft van wallaby’s, vóórdat uw dier iets gaat mankeren.
- De meeste wallaby’s zijn bang voor honden. Hun natuurlijke vijand is namelijk de dingo; een hondachtige.