Sluiten

Dominantie en rangorde bij de hond

De kijk op dominantie en rangorde bij honden, en daarmee ook onze manier van omgaan met honden, is de afgelopen decennia nogal eens gewijzigd. Onderzoek geeft hierin steeds nieuwe inzichten. Dit artikel probeert een kort overzicht te geven van deze ontwikkelingen en de stand van zaken.

Het is daarbij van belang om de termen ‘dominantie’ en ‘rangorde’ van elkaar te onderscheiden. Dominantie zegt iets over de relatie tussen twee dieren. De rangorde is het geheel aan relaties en statusverschillen in de hele groep: het plaatje dat ontstaat als alle onderlinge dominantie-relaties zijn vastgesteld.

Domesticatie

De hond is ontstaan uit de wolf. Dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd. De meest ondersteunde theorie is dat in eerste instantie sommige wolven zich gingen aanpassen aan de levenswijze van mensen.

Toen mensen nederzettingen gingen stichten, ontstonden afvalhopen buiten het dorp. Voor wolven boden die een aantrekkelijke voedselbron. Wolven zijn van nature schuw, maar de wolven die wat minder schuw waren dan hun soortgenoten en dus bij deze afvalhopen durfden te komen, waren in het voordeel. Door deze gemakkelijke voedselbron overleefden ze gemakkelijker en produceerden ze meer pups. Doordat er op die manier automatisch geselecteerd werd op de dapperste dieren, werden deze tussenvormen van wolf en hond steeds minder schuw en durfden ze dichter bij de mens te komen. Uiteindelijk werden ze zo tam dat ze door de mens benaderd en later ook gebruikt konden worden, bijvoorbeeld als hulp tijdens de jacht.

Toen de mens de hond voor verschillende doeleinden ging gebruiken, kozen zij steeds de tamste, minst agressieve dieren uit om mee te fokken. Ook werd geselecteerd op bruikbaarheid voor bepaalde doelen. Zo ontstonden honden in verschillende typen, en (veel) later ook echte rassen.

Strikte hiërarchie: de dominante leider die met harde hand regeert

Omdat de mens de hond wilde leren om bepaalde taken uit te voeren, maar ook omdat het belangrijk werd dat honden zonder problemen konden meedoen in onze maatschappij en manier van leven, was meer kennis en begrip nodig van zijn gedrag. Bij het verklaren van hondengedrag en het bepalen van hoe men met de hond zou moeten omgaan, is veel naar wolvengedrag gekeken.

Daarbij ging men er van uit dat wolven in een strikt hiërarchisch systeem leefden, met een dominante leider die als een dictator over de roedel heerste en onder hem een vaste rangverdeling. Men dacht ook dat elke wolf steeds bezig was om hoger in de rangorde te komen. Deze denkbeelden over hoe het er aan toe ging in een wolvenroedel waren tot stand gekomen door observaties van wolvenroedels in gevangenschap. Men keek vooral naar wie er naar wie agressie vertoonde en stelde aan de hand daarvan een rangorde op.

Dat model werd tot begin deze eeuw vaak als voorbeeld voor de huishond genomen. De eigenaar moest de rol van dominantie leider op zich nemen, en de omgang met de hond was er steeds op gericht om te zorgen dat hij geen kans kreeg om op te klimmen in rang. Er werd door trainers aangeraden om ‘dominante handelingen’ uit te voeren en vaak werd met fysiek geweld getracht de hond in te laten zien dat hij onderaan de rangorde stond, zoals door de hond op zijn rug te gooien.

Ondanks dat er inmiddels veel meer onderzoeken zijn gedaan aan hondengedrag en nieuwe inzichten zijn ontstaan, zijn er nog steeds trainers die dit model hanteren en dergelijke methodes voorschrijven.

Het vredelievende gezinsmodel

Onderzoek van David Mech naar wolven in het wild leverde echter een ander beeld op. De wolven die hij observeerde, hadden geen ranggevechten om wie er bijvoorbeeld als eerste mocht eten en wie er mocht paren, er waren geen tekenen dat de leden van de groep steeds probeerden hogerop te komen. Een roedel bestond uit een natuurlijke groep van een ouderpaar en hun nakomelingen van enkele jaren. Vader en moeder waren automatisch de leiding van de groep. Na een aantal jaar verlieten de nakomelingen vaak de roedel om een eigen gezin te stichten.

Dit veranderde de kijk op wolven, maar ook die op onze hond. Er kwam een nieuwe stroming op gang die er van uit ging dat ook honden helemaal niet probeerden om hoog in rang te worden, en dat het hele begrip dominantie niet van toepassing was op de hond.

Toch weer dominantie? Of gaat het om iets anders?

Ook met dit onderzoek in het wild was echter nog geen totaalbeeld van de samenleving van wolven ontstaan. De observaties aan de wolven waren wel 13 keer gedaan in de zomerperiode. In die periode is er meestal voldoende voedsel voor alle leden van de groep. Daarbij kwam dat het onderzoek niet in de paartijd viel, en er dus geen strijd was om wie er mocht paren. Sterker nog, in de zomer zijn er jongen om samen voor te zorgen.

Toen echter aan dezelfde wolven ook in de winter onderzoek werd gedaan, bleek dat er in die periode wél conflicten voorkwamen, bijvoorbeeld om voedsel en wie er mocht paren. De verklaring was dat in die periode de bronnen, zoals voedsel, schaarser waren en er dus een hogere motivatie was om die bronnen te pakken te krijgen en te behouden.

Concurrentie is een belangrijke reden om agressie in te zetten. Maar wijst die agressie ook op dominantie? En wat zegt dat over onze huishond?

Is de hond wel een wolf?

Hoewel de hond vaak met de wolf wordt vergeleken, moet men in gedachten houden dat honden niet hetzelfde zijn als wolven. Honden zijn immers door domesticatie en selectie steeds tammer geworden. Ze zijn meer aangepast aan het leven met de mens dan de wolf. Wel zijn honden en wolven nog steeds nauw verwant en komt een groot deel van het gedrag van wolven en honden met elkaar overeen.

Is agressie een aanwijzing voor dominantie?

Vaak is gekeken naar agressie als teken van dominantie. Onderzoekers en trainers bekeken de strijd om bepaalde belangrijke zaken in bezit te krijgen of houden, en op grond daarvan concludeerde men dat er wel of geen dominantie en rangorde speelde. Het idee was: wie wint, is hoger in rang.

Maar omdat het uitvechten van conflicten afhankelijk is van de mate van concurrentie en van hoe gemotiveerd een dier is om een bepaalde zaak in bezit te krijgen, bleek dat geen goede maatstaf. Dat is eigenlijk ook heel logisch. Wie erg gemotiveerd is omdat hij iets heel graag wil hebben, zal daar meer energie in willen stoppen en er meer risico voor willen lopen. En als er meer concurrentie is, bijvoorbeeld omdat er veel dieren zijn en er weinig voedsel is, zal een dier eerder agressie inzetten om toch iets te pakken te kunnen krijgen.

Status hoeft daarbij niet noodzakelijkerwijs een rol te spelen. Want ook al is een dier de baas, als hij net zijn buik helemaal vol heeft gegeten en dus niet zo gemotiveerd is om te eten, dan zal hij minder geneigd zijn om de strijd aan te gaan over stukje voedsel met een ander dier dat misschien erge honger heeft. Waarom zou hij energie verspillen aan vechten en misschien risico lopen op een wond, als hij al vol zit? En dat andere dier is misschien wel erg laag in rang, maar als hij flinke honger heeft (en dus veel motivatie) zal hij tóch sneller agressie inzetten om iets te eten te bemachtigen, ook al is zijn tegenstander hoger in rang. Hij wil immers wel overleven.

Een volgende keer kunnen de rollen omgedraaid zijn: als het hoger geplaatste dier sterk gemotiveerd is doordat hij honger heeft, zal hij wél het voer willen bemachtigen, en zal de ander zich waarschijnlijk snel gewonnen geven.

Agressie signalen zoals grommen of uitvallen worden dan ook twee kanten op gegeven: zowel van hoog naar laag als van laag naar hoog. Dit is afhankelijk van wie er het meest gemotiveerd is om iets te bemachtigen en van de situatie. Wie een rangorde probeert op te stellen aan de hand van vertoonde agressie, loopt dus het risico dat het plaatje er steeds weer anders uitziet, omdat de motivatie van de dieren en de situatie niet constant zullen zijn.

Als agressie geen goede aanwijzing is, dan blijft de vraag over welk gedrag dan wél iets kan zeggen over het bestaan van een rangorde.

Formele dominantie

Zoals duidelijk is geworden, is de vraag wie in een groep de ranghoogste is en hoe de rangorde eruit ziet lang niet altijd te beantwoorden door te kijken naar wie er ruzies wint of wie er veel agressie vertoont. Er blijken andere mechanismen een rol te spelen.

Om te weten of er een rangorde bestaat en zo ja, wie er dan bovenaan of juist onderaan staat, kan men het beste kijken naar signalen die maar naar één kant worden gegeven. Dus signalen (gedragingen) die alleen door hoger geplaatsten naar lager geplaatsten worden gegeven, of juist alleen door laag geplaatste naar de hoger geplaatste dieren. Dit soort signalen zijn vaak ‘rituelen’ geworden die ervoor zorgen dat op een risicoloze manier steeds conflicten opgelost kunnen worden.

Dat noemen we ‘formele dominantie’: de verschillen in status die gebaseerd zijn op signalen die steeds maar in één richting worden gegeven. Wie een rangorde opstelt aan de hand van dergelijke formele statussignalen, krijgt steeds vrijwel hetzelfde plaatje, ook al is de situatie steeds anders. Ook al is er sprake van concurrentie om voedsel of partners, deze rangverhouding tussen twee dieren blijft steeds hetzelfde.

Formele dominantie: ook bij honden

Het bestaan van formele dominantie is bij allerlei diersoorten waargenomen. Ook bij wolven en bij vrij levende honden werd in onderzoeken vastgesteld dat er een rangorde te bepalen was door te kijken naar formele signalen en houding. Bij honden in gevangenschap was dit nog niet gezien. Een onderzoek aan een groep gecastreerde huishonden leidde bij Bradshaw tot de conclusie dat dominantie en rangorde niet voorkwamen. Zijn onderzoek naar competitief gedrag leidde tot een niet rechtlijnige rangorde. De vraag was of bij dit onderzoek wel naar de juiste gedragingen gekeken was: er werden bijvoorbeeld vormen van agressie meegenomen zoals grommen en aanstaren (dreiggedrag). Daarentegen was de houding van de honden niet meegenomen in dit onderzoek.

Nieuw onderzoek heeft uitgewezen dat formele dominantie wel degelijk een mechanisme is dat een rol speelt in groepen honden in gevangenschap. In Nederlands onderzoek door Van der Borg en collega’s uit 2015 bij een groep honden is met behulp van kwantitatieve metingen onderzocht of er een rangorde was en welke signalen een teken zijn van formele dominantie, dus aan welke houdingen en gedragingen men kan zien hoe de rangverhoudingen liggen.

Hieruit bleek dat een aantal gedragingen tussen tweetallen dieren voornamelijk in één richting werden vertoond. Dit zijn dus de formele statussignalen. Ze geven stabiele verschillen in rangorde aan, die niet afhankelijk zijn van motivatie of situatie. Aan de hand van deze gedragingen kon een stabiele rangorde worden opgesteld.

Welk gedrag is een formeel statussignaal?

De formele statussignalen die uit dit onderzoek tevoorschijn komen, zijn:

Vanuit de hoger geplaatste hond, dus tekenen van een hogere status:

  • een hoge houding (behalve als de andere hond ook een hoge houding aanneemt)
  • het over de snuit bijten

Vanuit de lager geplaatste hond, dus tekenen van een lagere status:

  • een lage houding of op de rug gaan liggen met een laag gehouden staart
  • het verlagen van de houding naar een lager dan neutrale houding in nabijheid van de ander
  • het kwispelen met een lage, breed uitslaande staart (‘zwabberkwispel’)
  • het likken van de mondhoeken van de ander
  • het onder de kop van de ander doorlopen

Drie van deze gedragingen kwamen tussen vrijwel alle dieren voor en bijna altijd in dezelfde richting. Deze vormen daardoor goede indicaties van de rangorde binnen een gehele groep. Dit zijn:

  • een hoge houding
  • het verlagen van de houding in nabijheid van een ander
  • de zwabberkwispel

Het likken van de mondhoeken of onder de kop doorlopen werd vooral gedaan bij de hoogsten in rang binnen de groep. Tussen de overige dieren kwam dit niet of minder voor.

Het over de snuit bijten werd vrijwel alleen gedaan door de reu en teef die het hoogste in rang stonden, vooral naar de middelste teefjes in de rangorde.

Een aantal andere gedragingen waarvan vaak wordt gezegd dat ze te maken hebben met dominantie, bleken in dit onderzoek niet samen te hangen met de rang van de hond, namelijk het afpakken van voorwerpen, het bestijgen en een poot op de schoft van de ander leggen.

Ook agressief gedrag bleek geen goede maatstaf om een rangorde op te baseren: aanstaren, grommen, tanden laten zien en bijten hingen niet samen met rang en werden in twee richtingen gebruikt: zowel van hoger naar lager geplaatste als andersom. Ze zeggen iets over de motivatie van de hond, maar niet over zijn status.

De resultaten komen overeen met die van onderzoek aan wolven in gevangenschap in Burger’s Zoo, waar ook werd gevonden dat een hoge of lage houding en actieve onderwerping te maken hebben met rangorde, maar dreig- en aanvalsgedrag niet.

Dominantie draait om erkenning van status, niet om agressie

Wat al eerder naar voren was gekomen, werd door dit onderzoek nu ook bij honden kwantitatief vastgesteld: dominantie speelt een rol in groepen honden, en de rangorde kan worden bepaald door te kijken naar formele signalen in gedrag en houding.

De belangrijkste statussignalen zijn de signalen van onderwerping die door de lager geplaatsten vrijwillig gegeven worden naar de hogeren in rang. Het draait dus vooral om erkenning van status, en niet om een agressieve leider die van bovenaf zijn positie oplegt.

Agressie is geen goede indicator van de rangverhoudingen.

Elke hond is anders, elke groep is anders

Omdat honden onderling erg kunnen verschillen, vanwege rasverschillen en individuele karakterverschillen, kunnen er in verschillend samengestelde groepen honden ook verschillende typen rangorde ontstaan. In de ene groep zal de rangorde scherp gehandhaafd worden, terwijl in de andere groep meer ‘gelijkheid’ lijkt te heersen. De ene hond zal ook veel meer geneigd zijn om zijn rang te laten zien en te willen bevestigen dan de ander.

Daarnaast moet men ook in gedachten houden dat dominantie iets zegt over de relatie tussen twee dieren. Een hond die dominant is ten opzichte van de ene hond, kan juist onderdanig zijn ten opzichte van een andere hond. ‘Dominant’ is dus altijd ten opzichte van een bepaalde ander.

Dominantie tussen mens en hond

De vraag blijft nog bestaan in hoeverre dominantie, beter gezegd statusbepaling, en de daarbij behorende signalen een rol spelen in de relatie tussen mens en hond.

In relaties tussen mensen onderling spelen dominantie en status een belangrijke rol. Uit onderzoek is gebleken dat mensen die met onbekende mensen in een groep samen worden gezet, al binnen een minuut een indruk hebben van wie er in de groep dominant zal zijn en wie juist niet.

Ook mensen gebruiken hiervoor, vaak onbewust, bepaalde houdingen en gedragingen. In allerlei culturen is dat te zien. Dominante personen zitten bijvoorbeeld rechtop, houden hun hoofd hoog, zitten vaak op een verhoging, terwijl onderdanige personen zich bijvoorbeeld klein maken (buigen, knielen) en omlaag kijken. Een aantal menselijke statussignalen lijkt dus erg op die van de hond.

Vermoedelijk kunnen honden deze signalen van ons ook interpreteren als statussignalen. En zelf laten ze ook dergelijke statussignalen zien naar hun eigenaar, zoals een zwabberkwispel en een lage houding tijdens het begroeten. Een hoge, zelfverzekerde houding van een eigenaar kan waarschijnlijk dan ook helpen om een hoge status uit te stralen naar een hond.

Agressie is daarentegen geen statussignaal. Het heeft dan ook als eigenaar geen zin om agressie te gebruiken om een dominante status te krijgen en de hond zo onderdanig gedrag af te dwingen, zoals door hem op zijn rug te dwingen. Het leidt tot stress bij de hond en bovendien kan het gevaarlijk zijn. De hond kan op zijn beurt ook met agressie reageren en dan kunnen er bijtincidenten ontstaan. Agressie is nooit een goede basis voor een stabiele en harmonieuze relatie.

Bovendien is een goede relatie niet alleen gebaseerd op ‘wie er de baas is’, maar vooral ook op hechting, vertrouwen en het uitwisselen van vriendschappelijk gedrag.

Om problemen te voorkomen is het wel belangrijk dat honden tijdens de opvoeding leren om de hogere status van hun eigenaar te accepteren. De beste manier om dat te doen is door duidelijk en consequent te zijn, de leiding te nemen (bijvoorbeeld tijdens wandelingen),en door regels te stellen en die rustig maar beslist te handhaven. De hond merkt zo dat zijn eigenaar een goede leider is die overwicht heeft en te vertrouwen is. Daardoor kan een eigenaar ervoor zorgen dat zijn hond op een goede, sociale en veilige manier in het gezin en in onze maatschappij kan leven zonder overlast te bezorgen of zichzelf in gevaar te brengen.