Grasmuizen
Grasmuizen zijn Afrikaanse muizen met een mooie aftekening. Ze zijn vrij schuw en zijn daarom geen knuffeldieren, maar ze zijn interessant om naar te kijken. Grasmuizen kunnen in paartjes of kleine groepjes worden gehouden en zijn overdag actief.
De grasmuis staat niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren en mag vanaf 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden.
Algemeen
Grasmuizen zijn muisachtigen die in verschillende streken van Afrika voorkomen. Ze behoren tot het geslacht Lemniscomys. Het zijn vrij slanke dieren met een lichaamslengte tussen 8 en 18 centimeter lang en een staart die meestal wat langer is dan het lijf. De rug is wat bol.
Hun grondkleur is op de rug en kop bruin, op de buik wit tot crème en allemaal hebben ze een donkere aalstreep die vanaf de kop midden over de rug tot aan de staart loopt. Daarnaast heeft een aantal soorten lengtestrepen op de rug die doorgetrokken of gestippeld kunnen zijn.
Grasmuizen zijn overdag en in de schemer actief, waarbij de pieken in activiteit ook afhangen van de soort. Het zijn overwegend sociale dieren, die ook territoriaal zijn. Omdat grasmuizen niet tam worden, zijn het kijkdieren en geen knuffeldieren. Ze worden in gevangenschap ongeveer 2,5 tot 4 jaar oud.
De grasmuis mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen.
Verschillende varianten
Onder het geslacht Lemniscomys vallen momenteel 11 soorten. Ze worden ingedeeld in drie groepen:
- de barbarus groep, dieren met meerdere doorgetrokken lengtestrepen: Lemniscomys barbarus, L. hoogstrali en L. zebra,
- de striatus groep, dieren met onderbroken (gestippelde) lengtestrepen: L. bellieri, L. macculus, L. mittendorfi en L. striatus,
- de rosalia groep, dieren met maar 1 donkere streep op de rug: L. griselda, L. rosalia, L. linulus en L. roseveari.
De meest gehouden soorten zijn L. barbarus en L. striatus, de overige soorten worden zelden tot nooit gezien als huisdier. Verschillende soorten hebben nog ondersoorten en zijn er soms regionale verschillen.
L. barbarus is bekend als de zebragrasmuis en is een van de kleinste grasmuizen. Het is een slanke, snelle muis. Lichaam en kop zijn samen zo’n 8 tot 13 centimeter (cm) lang, de staart nog eens 9 tot 15 cm en het dier weegt gemiddeld 30 tot 40 gram. Zijn grondkleur op kop en rug is bruin (agouti) en er loopt een donkere streep vanaf het voorhoofd midden over de rug naar de staart. Aan weerszijden daarvan lopen aan elke kant nog 5 donkere lengtestrepen, afgewisseld met licht geel-bruine strepen. Door de eerste donkere banen loopt een dunne lichte streep. De staart is bovenop donker, onderop lichtbruin en heeft fijne haartjes. De buik is grijswit tot crème-wit. Om het oog is een lichte ring, de ogen zelf zijn zwart.
L. barbarus komt voornamelijk voor in savanne gebieden langs de noordkant van de Sahara, in Marokko, Tunesië, Algerije.
De zebragrasmuis L. barbarus moet niet verward worden met L. zebra, die in het Nederlands ‘Heuglin’s grasmuis’ wordt genoemd. Deze soort werd vroeger als L. barbarus gezien maar is later als aparte soort afgesplitst.
L. striatus is bekend als de druppelgrasmuis. Deze is wat groter en steviger dan de zebragrasmuis en heeft een lichaamslengte van ongeveer 12 tot 15 cm en een staart van 14 tot 16 cm. Zijn gewicht ligt in het wild tussen 35 en 50 gram maar in gevangenschap kunnen deze muizen tot zo’n 70 gram zwaar worden. De druppelgrasmuis lijkt sterk op de zebragrasmuis maar is iets groter en de bruine rugkleur is wat donkerder. Bovendien zijn de lichte strepen onderbroken, zodat ze op een kralenketting lijken. Druppelgrasmuizen leven in savanne, open bos en ontbost gebied, op landbouwgrond en ook wel in moerasgebieden in Centraal en West-Afrika.
Er zijn van de grasmuizen geen kweekvormen bekend. Wel kunnen er kruisingen in omloop zijn.
Verwar grasmuizen niet met streepmuizen van het geslacht Rhabdomys, die vier zwarte strepen op hun rug hebben.
Van nature
Van veel grasmuissoorten is weinig bekend over de natuurlijke leefwijze. Ze komen voor op savannes en in andere gebieden met hoog gras. Grasmuizen zijn overdag actief, vaak het meest aan het begin en eind van de dag. Ze graven doorgaans geen holen maar bouwen een bolvormig nest van gras of gebruiken ondiepe holen van andere dieren als schuilplek. De nesten liggen vaak bij elkaar in de buurt. Tussen het hoge gras leggen de muizen loopgangen aan, die ze gebruiken als ze op zoek gaan naar voedsel. De muizen hebben een territorium en gebruiken geur om dat te markeren.
Er zijn observaties van dieren die in familiegroepjes, als paartje of ook alleen in een nest leven. Grasmuizen zijn geen klimmers maar bodembewoners. Wel houden ze ervan om op hoger gelegen plaatsen te zitten om rond te kunnen kijken.
Huisvesting
Niet van alle soorten grasmuizen is literatuur beschikbaar over of ze in de natuur in groepsverband of alleen leven. Van L. striatus is gezien dat paartjes in de paartijd samen in een nest slapen maar overdag wel apart rusten en voedsel zoeken. Van L. griselda zijn meldingen van dieren die alleen in een nest leefden, in een paartje of een paartje met hun nakomelingen. Bij L. barbarus lijken de dieren elk in een eigen nest te leven, hoewel die wel bij elkaar in de buurt liggen en er soms wel in groepjes naar voedsel wordt gezocht. Ze zijn dus in elk geval in enige mate sociaal en wonen bij soortgenoten in de buurt. Houd grasmuizen daarom niet in hun eentje.
Omdat deze dieren niet op de huis- en hobbydierenlijst 2024 staan, mag er niet mee gefokt worden. Dat betekent dat u daar bij de huisvesting rekening mee moet houden. Zet geen vrouwtjes en ongecastreerde mannetjes bij elkaar. Wilt u mannetjes en vrouwtjes samen laten leven, dan moet tenminste het mannetje gecastreerd worden. Overleg dit goed met uw dierenarts. Let er bij een castratie wel op dat het mannetje na de castratie mogelijk nog een tijd niet bij het vrouwtje mag, omdat hij dan nog vruchtbaar kan zijn!
In gevangenschap blijken zowel de zebragrasmuis, L. barbarus, als de druppelgrasmuis, L. striatus, wel in paartjes en trio’s gehouden te kunnen worden. L. striatus kan ook in kleine groepjes van 4 of 5 dieren worden gehouden, bij L. barbarus is dat lastiger omdat ze eerder gaan vechten. Er moet altijd voldoende ruimte zijn en er zijn genoeg schuilplaatsen nodig zodat de dieren elkaar uit de weg kunnen gaan als ze dat willen.
U kunt groepjes houden van alleen mannen of alleen vrouwen. Eventueel kunt u mannetjes laten castreren. Dan zijn ook gemengde groepjes of paartjes mogelijk. Bij gemengde groepen is het echter aan te raden niet meer dan één (gecastreerd!) mannetje te houden, omdat er anders meer kans op gevechten is, wat tot ernstige verwondingen of zelfs tot de dood kan leiden.
Volwassen grasmuizen zijn vaak agressief tegen onbekende dieren. Het koppelen kan daarom het beste op jonge leeftijd gebeuren op neutraal gebied. Blijf erbij zodat u kunt ingrijpen als er gevochten wordt. Eventueel kunt u de dieren eerst scheiden door middel van gaas.
Mocht u in groepjes zien dat dieren nagejaagd en gebeten worden, grijp dan bijtijds in en haal de dieren uit elkaar. Het bij elkaar zetten van onbekende volwassen dieren is erg lastig en bij twee mannetjes vrijwel onmogelijk.
Als huisvesting kunt u een aquariumbak of een terrarium gebruiken. Een traliekooi is minder geschikt, omdat u dan op moet passen voor tocht. U kunt ook zelf een verblijf bouwen. De dieren hebben veel oppervlakte nodig; voor een klein groepje grasmuizen heeft u een afmeting van tenminste 100 x 50 x 50 centimeter (l x b x h) nodig en groter is altijd beter. Een hoger verblijf is gunstig, want dan kunt u een etage maken waardoor de dieren meer loopruimte hebben. Dek de bovenkant van het verblijf af met gaas als u een aquariumbak gebruikt, zodat de muizen niet kunnen ontsnappen; vooral als ze schrikken, kunnen ze heel hoog springen. Zet het verblijf op een lichte plaats, maar niet in de directe zon.
Grasmuizen graven nauwelijks, een dikke laag bodembedekking is dan ook niet nodig. Een laag van zo’n 5 centimeter is voldoende. Gebruik bijvoorbeeld zand (eventueel gemengd met ander materiaal), hennep, vlas, strooisel op basis van karton of ander knaagdierstrooisel. Gebruikt u zaagsel, let dan vooral op dat het niet te stoffig is. Er zijn aanwijzingen dat zaagsel van naaldhout door hieruit vrijkomende dampen de luchtwegen van de muizen kan irriteren.
Geef de grasmuizen ook een flinke berg hooi met lange stengels in hun verblijf: daar schuilen en slapen ze, net als in de natuur, ook graag tussen. Bovendien gebruiken ze het om aan te knabbelen of een nest mee in te richten. Zorg daarnaast ook voor nestmateriaal in de vorm van bijvoorbeeld tissues, kokosvezel of karton. Gebruik geen synthetische hamsterwatten of katoenvezel, hierin kunnen de pootjes verstrikt raken en het kan voor verstopping zorgen.
Grasmuizen zijn niet allemaal goede klimmers maar er zit altijd een muis op de uitkijk op een hogere plek, vooral bij L. barbarus. Zorg er daarom voor dat er zo’n uitkijkplaats is, bijvoorbeeld in de vorm van een dikke stronk hout, een grote steen of een hoger gelegen plank. Zet klimvoorwerpen en andere inrichting stevig op de bodem van de bak zodat ze niet kunnen omvallen.
Grasmuizen schrikken snel en verstoppen zich dan. Maak daarom meerdere schuilplaatsen zoals schuilhuisjes, buizen, doosjes of een omgekeerde bloempot. Gebruik liefst geen plastic omdat dit aangeknaagd kan worden en ingeslikte splinters dan gevaar kunnen opleveren.
Een looprad kan gebruikt worden om de dieren meer beweging te geven, maar er moet erg worden opgelet dat het rad veilig is voor de gevoelige staarten. Neem daarom een rad met gesloten loopvlak en zonder spaken, dat aan één zijkant dicht is en waarbij de bevestiging aan de gesloten zijkant zit. Kies bovendien een grote diameter van minstens 20 centimeter zodat de dieren niet te krom lopen. Een plastic rad is niet aan te raden vanwege risico op aanknagen.
Voor grasmuizen moet de temperatuur ’s nachts liefst boven 18 graden blijven, overdag hebben ze graag temperaturen tussen 22 en 25 graden. Het is daarom prettig voor de dieren om een warmtelampje op te hangen. Een keramisch warmtelampje kan ook ‘s nachts gebruikt worden zonder de licht-donkercyclus te verstoren. Zorg dat de muizen zelf kunnen kiezen of ze wel of niet onder de warmtelamp gaan zitten. Hang de lamp (en het snoer) buiten het bereik van de dieren zodat ze zich niet kunnen branden en let op dat het onder de lamp niet te heet wordt. Plaats het waterflesje en bakjes met vochtig voedsel niet in de buurt van de warmtebron in verband met bederf.
Zet enkele kleine voerbakjes neer, grote bakken worden vaak gebruikt als toilet. Water kan in een flesje worden aangeboden.
Verzorgen en hanteren
Grasmuizen zijn niet gedomesticeerd en worden daardoor niet makkelijk tam. Vooral L. barbarus kan schuw zijn en snel wegschieten als u met uw hand in het verblijf komt. L. striatus is meestal wat rustiger en beter hanteerbaar. Let op dat de dieren niet ontsnappen als u het verblijf opent. Grasmuizen zijn geen knuffeldieren maar kijkdieren.
Sommige exemplaren kunnen wennen aan uw hand en komen snuffelen of er zelfs opklimmen. Van oppakken houden ze echter niet. Het beste is de dieren in een doosje of kokertje te laten lopen als u ze uit het verblijf wilt halen.
Eventueel kunt u ze oppakken aan de staartbasis, maar nooit aan de staart zelf. Deze is namelijk erg kwetsbaar en kan snel breken. Ook kan de huid loslaten, waarna de rest van de staart na enkele dagen ook afvalt. Geef de muis bij het optillen aan de staartbasis steun onder zijn pootjes. De dieren bijten vrijwel nooit.
Rustige exemplaren kunt u met twee handen opscheppen. Pas wel op dat ze niet uit uw handen springen!
Oppakken bij het nekvel is niet aan te raden omdat de huid heel gevoelig is en los kan scheuren, wat grote wonden achterlaat. Doe dat dus alleen in geval van nood en dan nog heel voorzichtig. Pak de muis eventueel met behulp van een handdoekje of tissue als het nodig is hem te beter te bekijken.
Het kan soms lastig zijn een dier terug te zetten in de groep na bijvoorbeeld een dierenartsbezoek. Om problemen met hereniging te voorkomen is daarom belangrijk de dieren zo kort mogelijk te scheiden, of het hele groepje gezamenlijk mee te nemen naar de dierenarts.
Houd het verblijf van de grasmuizen goed schoon. De mannetjes produceren geen sterke muizengeur zoals bij de kleurmuis. Meestal gebruiken ze een of enkele plekken om te plassen. Schep deze om de één tot twee dagen schoon. Haal ook voedselrestjes weg, vooral van vochtig voer. Was de voerbakjes dagelijks even om en verschoon elke dag het water. Boen om de paar dagen het flesje van binnen uit met warm water en maak ook de drinknippel schoon.
Ververs tenminste eens per twee weken (mede afhankelijk van de afmeting van het verblijf en het aantal dieren) de helft van de bodembedekking. Zo blijft de vertrouwde geur in het verblijf, wat stress voorkomt. Laat daarbij liefst ook het grootste deel van zelfgebouwde nesten in stand. Maak schuilhuisjes en andere inrichting schoon met heet water.
Wijzig af en toe wat aan de inrichting van het verblijf en geef de dieren regelmatig iets nieuws te onderzoeken, zodat ze zich niet gaan vervelen. Denk daarbij aan takken, lege doosjes of nestjes. Verander echter niet te veel tegelijk omdat dit stress kan veroorzaken.
Voeding
Grasmuizen eten vooral plantaardig maar ook wat dierlijk voedsel. In de natuur bestaat hun dieet uit grassen, plantendelen, zaden, knollen en wortels, aangevuld met insecten.
Als basisvoer kan een goede kwaliteit muizenvoer gebruikt worden, of ander compleet knaagdierenvoer dat dierlijke eiwitten bevat zoals hamstervoer of gerbilvoer (geen konijnenvoer; dat bevat alleen plantaardige voeding). Kies daarbij voor pellets in plaats van gemengd voer om selectief eten te voorkomen. Zo krijgen de muizen alle voedingsstoffen binnen. Eventueel kan dit worden aangevuld met een klein beetje parkietenzaad. Geef niet te veel vette zaden zoals zonnebloempitten.
Daarnaast is wat groenvoer belangrijk. Geef vooral groente, zoals andijvie, witlof, wortel, paprika, komkommer of sla. Geef niet te veel ineens, dat kan diarree veroorzaken. Laat de dieren met hele kleine stukjes tegelijk wennen aan nieuwe groenten. Verse of gedroogde kruiden en planten zoals paardenbloem kunnen ook worden gegeven. Ook van het hooi wordt gegeten, dit is goed voor de spijsvertering en het gebit. Takken zijn goed om op te knagen, onder andere wilg, hazelaar of appelboom zijn geschikt.
Fruit kunt u beter niet geven of alleen in hele kleine stukjes, want daar zit vaak veel suiker in en daar kunnen de dieren minder goed tegen.
Als u geen compleet knaagdiervoer met dierlijke bestanddelen voert maar bijvoorbeeld zadenmengsels, moet u ervoor zorgen om voldoende calcium te geven, bijvoorbeeld een stukje sepia of verhitte stukjes eierschaal. Ook moet u dan dierlijke eiwitten geven in de vorm van insecten en soms een stukje hardgekookt ei. Geef twee maal per week bijvoorbeeld meelwormen, krekels of buffalowormen. Eventueel kan ook gebruik gemaakt worden van brokjes voor bijvoorbeeld katten, egels of fretten, maar let op dat ze niet te zout zijn.
Geeft u als basisvoeding volledig voer voor muizen of andere omnivore knagers, dan kunt u eens per week insecten geven ter afwisseling. Deze kunnen ook levend gegeven worden, dat houdt de muizen bezig. Geef levende meelwormen in een wat hoger bakje zodat ze niet het verblijf in kruipen, of biedt ze aan met behulp van een pincet. Geef meelwormen niet te vaak, want ze zijn vrij vet. Haal dieren die niet worden opgegeten weer uit het verblijf. Jonge dieren of vrouwtjes waarmee gefokt wordt hebben wat meer dierlijk voedsel nodig.
Grasmuizen drinken relatief veel, zorg dus altijd voor vers water.
Voortplanting
Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is het beste te zien aan de afstand tussen de anus en de plasopening, die bij mannetjes ongeveer twee keer zo groot is als bij het vrouwtje. Bovendien hebben de vrouwtjes vier paar tepels en is bij de mannetjes de balzak te zien.
In de natuur planten grasmuizen zich voort in de natte seizoenen, waarin er meer voedsel is. In gevangenschap kunnen ze het hele jaar door jongen krijgen.
Fokken met de grasmuis is vanaf 1 juli 2024 niet toegestaan, omdat deze soort niet op de huis- en hobbydierenlijst zoogdieren staat. U moet er dus voor zorgen dat vrouwtjes niet gedekt kunnen worden. Mocht u een vrouwtje hebben dat toch nog gedekt is, zorg er dan voor dat u het mannetje direct bij haar weghaalt.
De draagtijd van L. barbarus is ongeveer 21 dagen, bij L. striatus duurt dit 21 tot 24 dagen. Er worden twee tot zes jongen geboren die nog kaal en blind zijn. Wel is al een strepenpatroon te zien. Na ongeveer een week gaan de ogen open. Als het nest verstoord wordt of de jongen worden aangeraakt, kan het vrouwtje ze uit stress opeten. Als de jongen anderhalve tot twee weken oud zijn, beginnen ze uit het nest te komen en gaan ze ook wat vast voedsel eten. Jongen van L. barbarus worden zo’n drie weken gezoogd, bij L. striatus duurt dit tot vier weken.
De mannelijke jongen zijn geslachtsrijp vanaf zo’n acht weken. Bij de vrouwtjes kan dat langer duren maar omdat ook die in sommige gevallen al vroeg geslachtsrijp zijn, moet u de mannelijke en vrouwelijke jongen van elkaar en van hun ouders scheiden als ze zo’n zes weken oud zijn. Zo worden ongewenste nestjes en inteelt voorkomen. Bovendien kan er anders agressie ontstaan tussen vooral de mannelijke jongen en hun ouders, hun zusjes of onder elkaar.
Ziekten en aandoeningen
Een gezonde grasmuis heeft schone ogen en oren en een schone, droge neus zonder afscheiding of korstjes. Zijn vacht is schoon en sluit mooi aan. Er zitten geen knikken in de staart. De ontlasting is droog en rond de anus is het schoon. Het dier heeft een goede eetlust.
Bij een goede huisvesting en verzorging zullen grasmuizen in het algemeen niet snel ziek worden. Beperk stress tot een minimum, de dieren zijn daar gevoelig voor en stress zorgt voor verminderde weerstand.
Aandoeningen die wel eens voorkomen zijn wonden door gevechten. Ze helen meestal snel, maar men moet oppassen dat er geen infectie bijkomt. Soms kunnen ook botbreuken ontstaan.
Bij tocht, te lage temperaturen of slechte ventilatie kunnen grasmuizen verkouden worden of een longontsteking oplopen. Mocht u zien dat een van uw grasmuizen niest, een vieze neus heeft of moeite heeft met ademen, neem dan contact op met uw dierenarts.
Diarree kan komen door verkeerd voer, zoals voer met te veel suikers, te veel groenten, onbekende groenten of bedorven voer. Ook infecties kunnen diarree veroorzaken. Bij een klein dier kan dit snel erger worden en onder andere tot uitdroging leiden. Neem in zo’n geval dus contact op met uw dierenarts voor advies. Ook als een van uw dieren niet wil eten kan dat op darmproblemen of ook gebitsproblemen wijzen.
Zorg dat uw grasmuizen niet te dik worden, want dat is slecht voor de gezondheid. U kunt ze regelmatig wegen. Weeg daarvoor vooraf een doosje op een keukenweegschaal en haal de muis dan uit het verblijf door hem in het doosje te laten lopen. U kunt dan de muis met doosje en al wegen en het gewicht van het doosje weer aftrekken. Op die manier kunt u bijhouden of de dieren op gewicht blijven.
Grasmuizen zijn prooidieren en daarom zullen ze het zo lang mogelijk verbergen als ze zich niet lekker voelen. Wacht daarom niet te lang als u iets opmerkt aan een van uw dieren maar neem contact op met de dierenarts voor advies. Het is daarbij belangrijk u te realiseren dat niet elke dierenarts verstand heeft van grasmuizen. Zoek daarom alvast een dierenarts die ervaring heeft met dergelijke dieren voordat er iets aan de hand is.
Als één van uw grasmuizen naar de dierenarts moet, kan het verstandig zijn om alle muizen tegelijk mee te nemen. Zo voorkomt u dat een van de dieren ineens anders ruikt en de dieren elkaar niet meer herkennen, zeker wanneer opname noodzakelijk zou zijn. Bovendien hebben de grasmuizen steun aan elkaar.
Benodigde ervaring
Om grasmuizen op een verantwoorde wijze te kunnen houden is het aan te raden eerst ervaring op te doen met andere, eenvoudiger te houden muisachtigen zoals kleurmuizen. U kunt dan sneller zien of er iets aan de hand is of wanneer het nodig is de dieren te scheiden als zij ruzie maken. Houd er rekening mee dat het geen knuffeldieren zijn. De dieren zijn vrij nerveus en stressgevoelig, waardoor hanteren ongewenst is en bovendien lastig kan zijn. Voor kleine kinderen zijn grasmuizen daarom niet geschikt.
Aanschaf en kosten
De grasmuis mag sinds 1 juli 2024 niet meer gefokt of geïmporteerd worden. Er is een overgangsregeling voor dieren die aantoonbaar voor 1 juli 2024 al als huisdier gehouden werden. Zij mogen nog gehouden worden en ook van eigenaar wisselen. Als u een grasmuis wilt aanschaffen moet deze dus:
- al aantoonbaar in Nederland werden gehouden vóór 1 juli 2024, óf
- geboren zijn uit een moederdier dat al drachtig was én in Nederland was vóór 1 juli 2024.
Wilt u grasmuizen kopen of overnemen, vraag dan om een bewijs van de vorige eigenaar dat aan een van deze eisen voldaan is. Dat kan bijvoorbeeld met een chipregistratie, aankoopbewijs, inschrijving bij en/of rekening van een dierenarts of, als dat niet haalbaar is, eventueel een foto van het dier met betrouwbare datum. Een verklaring van een ‘getuige’ is onvoldoende bewijs! Zorg ervoor dat u het bewijs ook meekrijgt, zodat u bij een eventuele controle kunt laten zien dat u het dier volgens de regels heeft aangeschaft. Lees ook het artikel over de huis- en hobbydierenlijst.
Let er bij aanschaf op dat de dieren er schoon en gezond uitzien en levendig zijn. Een gezonde grasmuis is meestal wat schuw, actief en snel. Natuurlijk moeten op het verkoopadres de mannetjes en vrouwtjes gescheiden zitten, anders loopt u de kans dat u een zwanger dier koopt. Fokken is verboden en er is bovendien kans op inteelt. Let ook goed op het geslacht van de dieren die u koopt, vraag of de verkoper u laat zien wat het verschil is. Het verblijf moet schoon zijn en niet overvol.
Grasmuizen kunt u een enkele keer kopen of overnemen van een voormalig fokker of via een opvang. Prijzen lopen uiteen van zo’n 15 tot 20 euro per dier voor L. barbarus, voor een L. striatus die minder wordt aangeboden ligt de prijs vaak wat hoger.
Een verblijf en de inrichting daarvan kost u vanaf zo'n 140 euro. Het uiteindelijke bedrag hangt uiteraard ook af van het formaat van de bak en type inrichting dat u kiest. Terugkerende kosten zijn die voor bodembedekking, voer (droogvoer, levend voer en groenvoer) en speelmateriaal. Daarnaast kunt u voor kosten komen te staan als uw dier onverhoopt ziek wordt.
Aandachtspunten
- Ook al staat uw dier niet op de huis- en hobbydierenlijst: het blijft natuurlijk in de eerste plaats belangrijk om goed voor uw dier te blijven zorgen. Dat betekent dat u gerust naar een dierenarts kunt gaan als er iets met uw dier aan de hand is. Oók als u twijfelt of uw bewijs dat uw dier aan de regels voldoet wel voldoende is, want de dierenarts heeft geen taak om dat te controleren of door te geven aan de overheid.
- Kunt u zelf om wat voor reden dan ook niet meer voor uw dier zorgen, zoek dan een goed nieuw tehuis voor hem. Vergeet dan niet om een kopie van uw bewijs dat uw dier al voor 1 juli 2024 als huisdier werd gehouden, mee te geven aan de nieuwe eigenaar.